De keuze van de thema’s en benaderingen die aan bod komen hangt samen met de tijd en de context waarin dit nummer ontstaan is. In een gelijkaardig nummer van dit tijdschrift uit 2008 kwamen andere aspecten aan bod. Vermoedelijk zullen er binnen vijf of tien jaar weer andere elementen op de voorgrond staan.

 

Met, over, van, voor

Het gaat bij theologiseren over het reflecteren over God, de mens en de wereld en hun onderlinge verhoudingen. Het begrip ‘theologiseren met kinderen’ lijkt sterk op het veel bekendere concept ‘filosoferen met kinderen’, maar met andere accenten. Centraal staat de visie op het kind als waardevol, als competent subject. In het concept ‘theologiseren met kinderen’ staat de dialoog, de interactie centraal en wordt gefocust op het proces dat vaak binnen een didactische context wordt opgezet.

Dit wordt ook theologisch onderbouwd in een ‘theologie over kinderen’. Heel wat auteurs zijn in de Bijbel en de theologiegeschiedenis op zoek gegaan naar aanknopingspunten voor het theologisch spreken over kinderen. Daarbij komen verschillende visies naar voren – ook visies op kinderen als kwetsbare potentiële slachtoffers of als onwetende lege vaten die gevuld moeten worden met kennis. Deze visies staan enigszins haaks op het uitgangspunt van theologiseren met kinderen. Of anders gezegd: wanneer geloofscommunicatie lóuter eenrichtingsverkeer is en uitsluitend de vorm krijgt van ‘geloofsoverdracht’, kan het bezwaarlijk onder de noemer ‘theologiseren met kinderen’ geplaatst worden.

Machteld Reynaert gaat in haar bijdrage uitgebreid in op theologische visies over kinderen. Ook bij andere auteurs duiken elementen op van een theologie over kinderen. In de bijdrage van Jos de Kock gaat het in mindere mate over wat je theologisch over kinderen kunt zeggen, maar wel over een theologische visie over openbaring. Ook ervaringen van kinderen kunnen ons tot God brengen, zo stelt hij. In dit nummer wordt duidelijk dat een ogenschijnlijk heel praktisch concept als ‘theologiseren met kinderen’ heel wat diepere theologische vragen oproept.

De visie op kinderen als competente subjecten die zelf in dialoog kunnen gaan met elkaar en met volwassenen wordt verder onderbouwd op basis van onderzoek over de ‘theologie van kinderen’, of ook de spiritualiteit van kinderen. Kinderen hebben zelf visies en ervaringen, belevingen die spiritueel of religieus genoemd kunnen worden en die recent meer en meer via empirisch onderzoek en via ervaringsberichten in academisch theologische werken naar voren komen.

Een vierde begrip naast theologie ‘met’, ‘over’ en ‘van’ kinderen is ‘theologie voor kinderen’. Als geloofscommunicatie met kinderen meer wil zijn dan enkel kinderen laten spreken of ervaren wat al in hen is (theologie of spiritualiteit van kinderen), dan is er ook nood aan een aanbod: theologie voor kinderen. Dit aanbod kan vrij eenzijdig van bovenaf worden opgelegd (klassieke modellen van geloofsoverdracht van volwassenen naar kinderen), maar kan ook in dialoog en in ‘theologiseren met kinderen’ aan bod komen. De moeilijkheid blijft om een goede verhouding te vinden tussen eigen inbreng van kinderen, en didactische en inhoudelijke sturing of leiding. Dan stoten we op vragen over het ‘hoe’ en komt ook de machtsvraag naar voren.

 

Kinderen en jongeren

Als uitgangspunt voor dit nummer bedoelen we met kinderen iedereen die niet onmiddellijk onder de categorie volwassenen valt. ‘Kinderen’ wordt ook als verzamelterm voor kinderen en jongeren gebruikt. Waar de grens ligt tussen kinderen en jongeren is overigens niet altijd even duidelijk. Sofie Raes en Bert Roebben spreken in hun bijdrage in dit nummer over de leeftijd van 15 jaar. Anderen zullen de grens rond 12 jaar leggen. De vraag naar leeftijden is echter van secundair belang. Het basisidee achter theologiseren met kinderen of jongeren is dat hun eigen bijdrage waardevol is en dat dialoog centraal moet staan. In de praktijk denken velen dat jonge kinderen (onder de 6 jaar) daar niet toe in staat zijn. Heel wat recent onderzoek toont echter het tegendeel aan (Bucher et al. 2008; Kammeyer 2009). Voor jongeren lijkt de eigen bijdrage evidenter – maar in de praktijk dan weer best moeilijk.

Niet alleen zijn leeftijdsgrenzen moeilijk aan te geven wanneer het gaat over theologiseren met kinderen. Ook het verschil tussen spiritualiteit, religie en theologie of theologiseren is niet altijd even duidelijk. Meestal wordt de term spiritualiteit gebruikt in een bredere betekenis dan theologiseren. Nette Falkenburg verwijst in haar bijdrage over spiritualiteit van kinderen in palliatieve settings op de consensusdefinitie van de Pools-Amerikaanse arts Christina Puchalski (2009). Daarbij gaat het over het zoeken naar betekenis en over verbondenheid ‘met het zelf, met anderen, met de natuur en met het significante en het heilige’. Wanneer gesproken wordt over spiritualiteit van kinderen gaat het meestal over onderzoek naar de eigen beleving, zowel verbaal als non-verbaal, van kinderen. Wanneer de term theologiseren gebruikt wordt, is dit meestal in de context van geloofscommunicatie en klinkt een specifiek religieuze connotatie door.

In de recente literatuur over theologiseren met kinderen klinkt de vraag wat het verschil is tussen ‘religieuze beleving’ of ‘religie’ en ‘theologiseren’ als een vorm van metareflectie, en of je elke vorm van religieuze communicatie ook theologiseren kunt noemen, ook wanneer het kind of de jongere zelf ongelovig is (Dressler 2014, met een reactie van Büttner 2015). Deze vragen leiden tot de kern van wat religie en theologie is, en krijgen – zoals meestal het geval is – uiteenlopende antwoorden, die elders verder geëxploreerd moeten worden.

In dit nummer hanteren we theologiseren met kinderen in een brede betekenis, in het bijzonder in verwijzing naar didactische settings en naar wetenschappelijk onderzoek over de eigenheid van het denken van kinderen over religieuze thema’s.

 

Eigen accenten

Henk Kuindersma leidt de lezer langs de verschillende recente ontwikkelingen omtrent theologiseren met kinderen – in het Duits ook wel aangeduid met ‘Kindertheologie’. Zijn bijdrage sluit dit themanummer af, als overzicht en aanvulling op de eerdere bijdragen. De andere auteurs leggen elk eigen accenten. Nette Falkenburg laat in haar bijdrage zien hoe kinderen die ongeneeslijk ziek zijn op vele manieren omgaan met spirituele vragen. Het terrein van spirituele zorgverlening voor kinderen in ziekenhuizen is zowel binnen het onderzoek over spirituele zorg in medische contexten als over kinderen en spiritualiteit een vaak vergeten terrein (zie ook Vandenhoeck & Dillen 2014). De bijdrage van Falkenburg laat zien hoe spiritualiteit voor veel kinderen heel belangrijk is.

Aan de KU Leuven is recent een doctoraat geschreven waarin de spiritualiteit van kinderen in Malawi belicht wordt, met het oog op het verbeteren van spirituele zorg in ziekenhuizen (Kantembe 2015). Een vergelijking van het artikel van Falkenburg met de inhoud van dit proefschrift toont aan dat de manier waarop kinderen spiritualiteit beleven inhoudelijk verschillend is binnen deze internationale contexten en sterk afhankelijk is van wat kinderen meekrijgen binnen de thuiscontext en in hun bredere culturele omgeving. Het gegeven dat spiritualiteit een belangrijke rol speelt in hun leven en ondersteuning verdient op een niet dwingende of manipulerende manier, komt echter in beide onderzoeken naar voren.

Machteld Reynaert toont vervolgens aan hoe macht altijd een rol speelt in het theologiseren met kinderen en hoe macht daarbij op positieve en negatieve wijze kan aangewend worden. Vervolgens laten Sofie Raes en Bert Roebben recente ontwikkelingen in het domein van de jongerentheologie zien en vergelijken ze dit met kindertheologie of theologiseren met kinderen.

Daarna brengen Naïma Lafrarchi en Hans Van Crombrugge een reflectie over de mogelijkheden van theologiseren met kinderen binnen de islam. Ze richten zich daarbij vooral op de schoolcontext en verwijzen daarbij naar recente evoluties in Maleisië. Op die manier komt de bredere internationale context in dit nummer eveneens aan bod.

Katie Velghe initieert de lezer in het concept Godly Play. Hoewel deze benadering al enkele decennia bestaat, is de introductie in Vlaanderen en Nederland van zeer recente datum. Er valt over Godly Play veel meer te zeggen, maar de lezer kan hier alvast proeven van wat deze vorm van geloofscommunicatie betekent.

Ten slotte is er een wetenschappelijke bijdrage van Jos de Kock waarin hij aantoont hoe onderzoek over kindertheologie of theologiseren met kinderen een vorm van ‘construerende theologie’ is. Hiermee bedoelt hij dat in de fase van het waarnemen, een onderdeel van de praktische theologie, een zeer belangrijke bijdrage tot de theologie wordt geleverd. Deze bijdrage laat zien hoe het bestuderen van de eigen visies van kinderen en jongeren leidt tot diepgravende theologische vragen en visies. Zo wordt duidelijk dat er niet enkel theologische visies aan de oorsprong liggen van theologiseren met kinderen en de toegenomen aandacht hiervoor, maar dat deze praktijk en het onderzoek ernaar eveneens leiden tot theologische visies.

Het belooft een zoektocht te worden met meerdere lagen voor wie in dit nummer van Handelingen op zoek gaat naar trends, ontwikkelingen en visies omtrent kinderen en theologie.

 

Literatuur
Bucher, A.A., Büttner, G., Freudenberger-Lötz, P., Schreiner, M. (ed.) (2008). Mit Kindergartenkindern theologische Gespräche führen. Jahrbuch für Kindertheologie. Sonderband Kindergarten. Beiträge der Kindertheologie zur Elementarpädagogik, Stuttgart: Calwer Verlag.
Büttner, G. (2015). Kinder- und Jugendtheologie als Kommunikation des Evangeliums und des Glaubens. Jahrbuch für Kindertheologie. Stuttgart: Calwer Verlag.
Dressler, B. (2014). Zur Kritik der ‘Kinder- und Jugendtheologie’. Zeitschrift für Theologie und Kirche 111, 2014, nr. 3, 332-356.
Handelingen. Tijdschrift voor Praktische Theologie, 2008/1. Themanummer: Theologiseren met kinderen. Editieredactie: Evert Jonker & Alma Lanser-van der Velde. Kampen: Kok ten Have.
Kammeyer, K. (2009). ‘Lieber Gott, Amen!’. Theologische und empirische Studien zum Gebet im Horizont theologischer Gespräche mit Vorschulkindern. Stuttgart: Calwer Verlag.
Kantembe, P. (2015). Nurturing Children’s Spirituality in Hospitals: Childhood Studies and their Theological Implications for Hospital Chaplaincy in Malawi. Niet uitgegeven doctoraatsproefschrift in de theologie, KU Leuven.
Puchalski, C. et al. (2009). Improving the quality of spiritual care as a dimension of palliative care: the report of the Consensus Conference. Journal of Palliative Medicine 12, 885-904.
Vandenhoeck, A., Dillen, A. (2014). Anders en toch gewoon. Uitdagingen voor pastorale zorg op een pediatrische ziekenhuisafdeling. Collationes: Vlaams Tijdschrift voor Theologie en Pastoraal 44 (2), 123-135. 

 

Annemie Dillen (prof.dr. A.) is als hoogleraar verbonden aan de Onderzoekseenheid pastoraaltheologie en empirische theologie van de Faculteit Theologie en Religiewetenschappen, KU Leuven, België. 

Jos (dr. A.) de Kock is godsdienstpedagoog en als universitair docent Praktische theologie verbonden aan de Protestantse Theologische Universiteit. Hij is onderzoeker bij het Onderzoekscentrum voor Jeugd, Kerk en Cultuur en hoofdredacteur van Journal of Youth & Theology.