De eerste vraag is daarbij: waarom zou je je überhaupt met dit thema bezighouden? Een antwoord is te vinden in een klassieke uitspraak van de feministische theologe Mary Daly: ‘Als God mannelijk is, (dan) is de man God’.1 De manier waarop mannelijkheid en religie met elkaar verbonden worden heeft directe maatschappelijke gevolgen. In dit geval: door God als man voor te stellen worden mannen vergoddelijkt, op een voetstuk gezet, onaantastbaar gemaakt. Patriarchale culturen deden dit en doen dit nog altijd – soms ook in een geseculariseerde vorm. Ook Nederland heeft een patriarchale cultuur. Een kenmerk van zo’n cultuur is vaak de onderschikking van vrouwen onder mannen als iets dat tot de natuurlijke orde der dingen behoort – met een illustratieve uitspraak van Forum voor Democratie-leider Baudet: ‘vrouwen willen overmand worden’.2
Deze natuurlijke orde wordt vaak religieus onderbouwd, maar ook een beroep op bijvoorbeeld de evolutionaire biologie als een quasi-transcendente autoriteit kan ertoe leiden dat een bepaalde vorm van ordening van de geslachten (en hun definitie) gesacraliseerd wordt, verbonden met de hoogst mogelijke, onaantastbare autoriteit. Dit heeft altijd een effect op mensen: hoe je gender gezien wordt en welke sociale rol daar vervolgens aan vastgemaakt wordt bepaalt veel in het leven. Dat dit zo is, is al een eerste belangrijke reden om het thema mannelijkheid vanuit theologisch, zeker ook vanuit praktisch-theologisch perspectief serieus te nemen.

Een tweede vraag is dan: wat is mannelijkheid eigenlijk vanuit theologisch of religieus perspectief? Hier wordt het nog boeiender dan bij de eerste vraag. Wie zelfs maar binnen een enkele religieuze traditie, zoals de christelijke traditie (en haar joodse bronnen), op zoek gaat naar ‘mannelijkheid’ komt zonder antwoord, of beter: met een hele reeks antwoorden uit.3 Want wat is nu echt, ideaal mannelijk? De vraag speelt een rol in bijbelse bronnen om mee te beginnen (vgl. ook de bijdrage van Ari Troost in dit nummer). Natuurlijk, de Bijbel komt uit een patriarchale cultuur en is ook vaak patriarchaal geïnterpreteerd.4 Tegelijkertijd wordt mannelijkheid steeds weer geproblematiseerd: een koninklijke superheld als David krijgt royaal op zijn donder wanneer hij zich seksueel niet kan beheersen (en er doden vallen) en Jezus wijst mannelijke almacht over vrouwen af wanneer hij het mannen verbiedt hun vrouwen weg te sturen (vgl. Marcus 10).
Ook de geschiedenis van het christendom zit vol verrassende voorbeelden: vlees eten en je seksueel uitleven gold onder de eerste monniken in de Egyptische woestijn als iets voor watjes. Voor ridders in de Karolingische tijd was naastenliefde (caritas) het mannelijke ideaal bij uitstek, ook in oorlogstijd. En ook in de meer recente geschiedenis zien we voorbeelden waarin christelijk gelegitimeerde mannelijkheid vormen aanneemt die je, tenminste vanuit veel gangbare ideeën over gender en religie, niet zou verwachten: juist een weergave van Jezus als een Filipijnse jongen gaf legitimiteit aan revolutionairen op de Filippijnen aan het einde van de negentiende eeuw, terwijl een transgender Jezus aan het kruis tijdens het carnaval in São Paolo in het eenentwintigste-eeuwse Brazilië de waarde en waardigheid onderbouwde van … ja, van wie eigenlijk? Van een zomaar man, of zomaar vrouw – het voorbeeld laat zien dat ook gebruikelijke woorden over gender aan hun grenzen kunnen stoten.5

Twee basale inzichten uit mannelijkheidsonderzoek komen in deze voorbeelden naar voren. Allereerst dat ‘mannelijkheid’ geen natuurlijk gegeven is maar sociaal geconstrueerd wordt. Kortom: er is geen voorgegeven mannelijkheid maar een veelvoud aan cultureel bepaalde mannelijkheden en mannelijkheid wordt in relatie tot andere sociaal-culturele identiteiten geconstrueerd. Historische voorbeelden laten zien dat ‘biologische mannelijkheid’ (i.e. ‘sekse’) daarbij lang niet altijd bepalend was voor hoe iemand gezien werd. (Ook een denken in categorieën, zoals mannelijk en vrouwelijk of heteroseksueel en homoseksueel, is maar zeer beperkt bruikbaar voor andere tijden en plaatsen dan het [post]moderne Westen.6) Er bestaan allerlei verslagen over Egyptische vrouwen die in de vroege kerk als man het klooster in gingen – en ook als zodanig behandeld en gezien werden, om maar iets te noemen.
Dit alles wijst, ten tweede, op een centraal concept in het mannelijkheidsonderzoek, namelijk ‘intersectionaliteit’, kruispunterigheid. Wat het begrip aangeeft, is dat gender tot stand komt op het kruispunt van verschillende eigenschappen die binnen een cultuur, gemeenschap of groep in positieve of negatieve zin geassocieerd worden met, in dit geval, mannelijkheid. Klassiek zijn aspecten als etniciteit, sekse en sociaaleconomische status, maar er zijn ook andere aspecten die een rol spelen, zoals omgang met seksualiteit. Wat dit laatste betreft, past een historisch voorbeeld weer goed: zo mannelijk als het nu in sommige kringen is om je seksualiteit flink uit te leven, zo onmannelijk was dat volgens antieke filosofen en vroegchristelijke woestijnvaders. De omgang met eten is ook illustratief: veel vlees en alcohol gold in het vroege christendom als iets voor zwakkelingen, echte mannen dronken water en aten brood. Natuurlijk speelt het lichaam ook een rol: waar een man geen man kan zijn zonder besnijdenis in de ene tijd en context, geldt een besneden man op andere tijden en plaatsen als castraat. 7 Deze lijst van voorbeelden laat zich bijna tot in het oneindige aanvullen.
Theologisch is dit van belang omdat (a) het erg lastig wordt je zomaar op ‘mannelijkheid’ te beroepen en je altijd moet vragen ‘en welke soort dan?’; (b) het ruimte schept voor een veelvoud van mannelijkheden binnen de christelijke traditie. Bovendien (c) houdt dit alles in dat bij het nadenken over mannelijkheid (of beter: mannelijkheden!) altijd de vraag gesteld moet worden welke aspecten dan meegewogen worden in welke traditie en culturele context, hoe dit onderbouwd wordt en met welk effect; theologisch nadenken zal daarbij de rol van religie en theologische overwegingen benadrukken, maar nooit andere factoren uit het oog mogen verliezen (‘intersectionaliteit’!).
Samenvattend: door een veelvoud aan theologisch gelegitimeerde mannelijkheden bloot te leggen – allemaal met eigen vormen van maatschappelijke impact – laat theologisch mannelijkheidsonderzoek in ieder geval zien dat er iets te kiezen valt en dat er niet maar één standaardmodel van, bijvoorbeeld, christelijke mannelijkheid bestaat. Daarmee verliest ook ieder beroep op ‘gewone’, ‘natuurlijke’, of ‘traditionele’ mannelijkheid zijn onschuld en zelfs zijn plausibiliteit. Maar waar dit voor de één het verlies van het paradijs betekent, is het voor een ander bevrijding en verlossing. We hebben het ons veroorloofd om in dit nummer vooral op zoek te gaan naar die bevrijding, want wat is het verlies van het paradijs anders dan de ruimte die geschapen wordt voor een verlossing die nog veel groter is dan wat er verloren ging?

De verkenning van het thema mannelijkheid gebeurt in dit nummer van Handelingen via een vijftal bijdragen (naast deze inleiding). Ze belichten de relatie tussen mannelijkheid en religie op een aantal verschillende manieren en bieden zo inzicht in welke effecten welke verhoudingen tussen deze twee kunnen hebben.
In een bijdrage over mannelijkheid in exegetisch, met name nieuwtestamentisch perspectief, gaat Ari Troost in op de constructie van mannelijkheid in de antieke wereld. Hij laat hierin zien, enerzijds, dat mannelijkheid in die wereld eerder bepaald werd door gedrag dan door biologische sekse, en anderzijds dat het vroege christendom hier een heel eigen omgang mee ontwikkelt. Je kunt zelfs zover gaan dat hierin alternatieve idealen van mannelijkheid ontwikkeld worden.
Waar Troost ‘queer’ benaderingen van Jezus (zoals vroegchristelijke teksten van hem getuigen) noemt, werkt Peter-Ben Smit deze vervolgens nader uit in een bijdrage over dit thema. Hij benadrukt daarbij dat zulke benaderingen van breed exegetisch, systematisch en vooral ook pastoraal belang zijn.
In een op het heden gericht exploratief essay verkent Marco Derks de samenhang tussen drie thema’s die op een verrassende manier met elkaar te maken hebben als je over mannelijkheid nadenkt: vegetarisme, homoseksualiteit en religie. Hij stelt dat deze drie manieren van leven en geloven alle drie met ‘anders zijn’ te maken hebben en manieren van man-zijn sterk beïnvloeden. Wie anders eet, vrijt of gelooft dan de meerderheid wordt als man ook anders man. Derks daagt zo uit om mee te denken en te verkennen wat er allemaal bij ‘man zijn’ kan horen.
In haar bijdrage over de pastor als papa in Ghanese gemeentes gaat Laura Dijkhuizen, zelf professioneel en persoonlijk nauw verbonden met migrantenkerken, in op man-zijn in het spanningsveld van migratie, etniciteit, en religieus leiderschap. Welke vormen van man-zijn ontstaan er in deze context?
Ten slotte laat Mariecke van den Berg zien hoe ook in de publieke sfeer religie een belangrijke rol speelt: de manier waarop voetballers, mannen bij uitstek zou je denken, die zich tot de islam bekeerden, bekeken en besproken worden in een ruimte bepaald door sport, religie, en mannelijkheid, laat eens te meer zien hoe ontzettend invloedrijk, brisant zelfs, de relatie tussen religie en mannelijkheid is en waarom aandacht ervoor zo ontzettend nodig is. Om terug te keren naar het begin van deze inleiding: ja, het is een thema dat ertoe doet!

Noten
1 Mary Daly, Beyond God the Father (Boston: Beacon Press, 1973), 19: ‘If God is male, then the male is God.’
2 Thierry Baudet, ‘Julien Blanc heeft volkomen gelijk,’ The Post Online (19 november 2014; herpublicatie op 17 maart 2017), volledig citaat: ‘De realiteit is dat vrouwen overrompeld, overheerst, ja: overmand willen worden.’ (https://cult.tpo.nl/2017/03/17/julien-blanc-heeft-volkomen-gelijk/ - bezocht op 23 september 2020)
3 Iets soortgelijks geldt natuurlijk voor andere religieuze en levensbeschouwelijke tradities, vgl. Daniel Gerster en Michael Krüggeler (ed.), God's own gender? (Baden-Baden: Ergon-Verlag, 2018).
4 Zie voor een representatieve bespreking van zulke recepties en hun overeenkomstige correctie bijvoorbeeld de bijdragen in: Luise Schottroff, Silvia Schroer en Marie-Theres Wacker (ed.), Bijbel in vrouwelijk perspectief (Baarn: Ten Have, 1998) en meer recentelijk: Luise Schottroff en Marie-Theres Wacker (ed.), Kompendium feministischer Bibelauslegung (Gütersloh: Gütersloher Verlagshaus, 2007).
5 Voor het eerste voorbeeld (en de positieve kerkelijke receptie ervan), zie: Peter-Ben Smit, ‘Masculinity and the ‘Holy Child’ of the Birhen sa Balintawak’, Religion and Gender 10 (2020) 76-96; het tweede voorbeeld is eerder een voorbeeld van ‘grassroots’ claims op de christelijke traditie zonder kerkelijke goedkeuring, vgl. voor verslaggeving over de betreffende performance van een gekruisigde transgender Jezus in de context van dit carnaval, bijvoorbeeld, Javier Moreno, ‘This Transgender Actress Caused A Huge Internet Uproar After Dressing Up As Crucified Jesus In A Parade’, BuzzFeedNews 15 juni 2015 (https://www.buzzfeednews.com/article/javiermoreno/this-transgender-actress-sparked-a-huge-uproar-after-dressin - bezocht op 23 september 2020).
6 Vgl. voor een verkenning in relatie tot een bijbelse tekst: Marco Derks: ‘”If I Be Shaven Then My Strength Will Go From Me”: A Queer Reading of the Samson Narrative’, Biblical Interpretation 23 (2015), 553-573.
7 Zie bijvoorbeeld: Karin B. Neutel en Matthew R. Anderson, ‘The First Cut is the Deepest: Masculinity and Circumcision in the First Century’, in: Ovidiu Creangă en Peter-Ben Smit (ed.), Biblical Masculinities Foregrounded (Sheffield: Phoenix Press, 2014), 228-244.

 

Marco (dr. M.) Derks is een katholiek en queer theoloog, en werkzaam als secretaris van de Nederlandse Onderzoeksschool voor Theologie en Religie (NOSTER).

Peter-Ben (prof.dr. P.B.A.) Smit is hoogleraar Contextuele bijbelinterpretatie aan de Vrije Universiteit Amsterdam, bijzonder hoogleraar vanwege het Oud-Katholiek Seminarie aan de Universiteit Utrecht en hoogleraar Systematische en oecumenische theologie aan de Universiteit van Bern, Zwitserland.

Karin (dr. K.B.) Neutel is associate professor Nieuwe Testament aan de Universiteit van Umeå en docent aan de Universiteit van Oslo.