1999/5
1999/4 - Inspirerend leiderschap
1999/3 Neergang van de kerken, opgang van de religie?
1999/2 Voorganger in de liturgie
1999/1
1999/5
Artikelencluster: Onderzoek naar pastorale bekwaamheid en professionaliteit
De praktisch-theologische discussie over het onderwerp pastorale professionaliteit is sinds het onderzoek waarop Hans Schilderman in 1998 promoveerde geïntensiveerd. Deze wetenschappelijke discussie heeft niet alleen betrekking op de geldigheid en betrouwbaarheid van het door Schilderman ontwikkelde onderzoeksinstrumentarium, maar meer in het algemeen ook op de relatie tussen praktisch-theologisch onderzoek enerzijds en pastorale beroepspraktijk anderzijds. Vanwege dat laatste, en ook vanwege het onderwerp: (onderzoek naar) de bekwaamheid en professionaliteit van de pastor, leek ons deze discussie voor u als pastor/lezer boeiend en relevant genoeg om ze hier in de vorm van twee artikelen van direct bij het onderwerp betrokken onderzoekers te presenteren.
In het eerste artikel, dat van Hessel Zondag, gaat het om de vraag: hoe bepaal je eigenlijk de bekwaamheid en professionaliteit van de pastor? Voor de beantwoording van die vraag kiest hij bewust een andere methode dan Schilderman. In zijn artikel 'Luisteraars die geloven' geeft hij een beschrijving van de opzet en uitvoering van een empirisch onderzoek waarin hij aan 235 pastores vroeg welke eisen zij aan zichzelf stellen. Op grond van de resultaten van dit onderzoek komt hij onder andere tot de conclusie dat de professionaliteit van het pastoraat baat heeft bij de uitbouw van de 'normatieve' professionaliteit: het pastoraat moet meer geprofileerd worden als een beroep met een religieus karakter.
Hans Schilderman, in eerste instantie door ons benaderd voor een nadere praktisch-theologische reflectie naar aanleiding van de inhoudelijke vragen waartoe het onderzoek van Zondag ons inziens aanleiding gaf (zie de paragraaf 'discussie' in diens artikel), gaat in zijn artikel eerst wat algemener in op de (methodologische) kritiek die zijn 'professionaliseringsonderzoek' heeft opgeroepen. Daarna belicht hij twee opmerkelijke resultaten uit het onderzoek van Zondag. Vervolgens beschrijft hij enkele motieven die aan de basis liggen van de kritiek op een te technische of zelfs technocratische benadering van het pastoraat. Ten slotte voorziet hij het begrip 'normatieve professionaliteit', dat wel wordt gepresenteerd als alternatief voor een 'technische professionaliteit', van enkele kanttekeningen. Al met al meent Schilderman dat de door Zondag verkregen onderzoeksresultaten juist steun bieden voor zijn eigen hypothese dat pastores over een weinig professioneel en religieus geëxpliciteerd vaardigheidsniveau beschikken. Oordeelt u zelf.
Hessel Zondag, Luisteraars die geloven. De eisen die pastores aan zichzelf stellen(523-536)
Hans Schilderman, Normen en feiten in de pastorale professionaliteit (537-557)
Overige artikelen
Leo Laeyendecker, Kan de kerk leren? (558-577)
De vraag of de kerk eigenlijk wel leren kán, wordt in dit sociologisch artikel beantwoord door eerst in te gaan op de maatschappelijke omstandigheden die tot de actuele aandacht voor leren hebben geleid. Vervolgens komt aan de orde wat het 'leren van organisaties' inhoudt. De daaruit verkregen inzichten worden toegepast op de r.-k. kerk als hiërarchische organisatie, waarbij ook de kerkelijke belemmeringen voor het leren ter sprake komen. Het betoog eindigt met enkele conclusies, die vooral positief zijn over het kerkelijk leervermogen op de 'lagere' niveaus.
Harry Stroeken, Literatuuroverzicht godsdienstpsychologie 1999 (578-597)
Gerben Heitink, Ontwikkelingen in de praktische theologie (8). Een kroniek (598-620)
Medewerkers aan dit nummer:
Heitink, dr. G., hoogleraar praktische theologie aan de VU-Amsterdam, M.H. Tromplaan 29, 2121 XD Bennebroek ()
Laeyendecker, dr. L., emeritus hoogleraar sociologie aan de RU-Leiden en oud-directeur van het MCKS te Driebergen, Marskramersbaan 16, 3981 TK Bunnik
Schilderman, dr. J.B.A.M., onderzoekscoördinator Empirische Theologie aan de Faculteit der Theologie van de KU-Nijmegen, Bongerd 76, 6581 TH Malden ()
Stroeken, dr. H.P.J., psychoanalyticus en hoogleraar pastorale psychologie aan de RU-Leiden, Prof. Pullelaan 33, 3571 JC Utrecht
Zondag, dr. H.J., universitair docent psychologie aan de Theologische Faculteit Tilburg, Olijfwilgstraat 40, 6523 KE Nijmegen ()
1999/4 - Inspirerend leiderschap
Editieredactie: Gerben Heitink & Tjeu van Knippenberg
Het christelijk geloof is geworteld in een traditie van doorgeven en voorleven. Dit proces heeft niet slechts plaats via schriftelijke bronnen en mondelinge overlevering, maar ook via levende bemiddeling in de persoon van inspirerende voorgangers, mannen en vrouwen, en in de vorm van charismatisch leiderschap. Ook in onze generatie treffen we voorbeelden aan van charismatisch leiderschap in de persoon van mannen en vrouwen die zeer tot de geloofsverbeelding spreken. Wat is hun geheim? Wat is de bron van de bezieling die van hen uitgaat? Valt hier iets van te leren voor pastores nu?
In dit themanummer willen we langs verschillende wegen onderzoeken wat
de betekenis van 'charismatisch leiderschap' kan zijn, toegespitst op de rol van de voorganger: door wie laten pastores zich inspireren en op welke wijze zien zij zichzelf als inspiratiebron voor anderen? Wat betekent dit voor de pastorale
praktijk?
In Deel 1 wordt een drietal voorbeelden van charismatisch leiderschap
gegeven. We kozen voor de Duitse theologe Dorothee Sölle, de Nederlandse
priester en theoloog Henri Nouwen, en de Zuid-Afrikaanse predikant en kerkleider C.F. Beyers Naudé. Deel 2 bevat twee empirische onderzoeken, die speciaal met het oog op dit themanummer werden uitgevoerd. Wat leeft er onder protestantse en katholieke pastores, als het gaat om inspirerend of charismatisch leiderschap? Deel 3 bevat een aantal reflecties op het thema. De reflecties zijn zowel sociaal- wetenschappelijk als praktisch-theologisch van aard. In een afrondende evaluatie wordt de opbrengst van de drie voorafgaande delen gewogen met het oog op de positie van de pastor als voorganger in een traditie van doorgeven en voorleven.
Gerben Heitink, Inspirerend leiderschap als thema (385-391)
DEEL I - VOORBEELDEN VAN CHARISMATISCH LEIDERSCHAP
Sieth Delhaas, Dorothee Sölle: vermaard en omstreden (392-404)
Jurjen Beumer, Het geestelijk en charismatisch leiderschap van Henri Nouwen (405-417)
Johannes A. van der Ven, 'Laat mij toch nog een klein beetje langer leven. 'Utopie en ideologiekritiek in het leven van C.F. Beyers Naudé (418-437)
DEEL II - EMPIRISCH ONDERZOEK
Hessel Zondag, Bezielen, veranderen en daadkracht. Katholieke pastores en inspirerend leiderschap (438-450)
Hijme Stoffels, 'Soms kom ik als een hartelijk mens over.' Een onder zoek naar inspirerend leiderschap onder pastores van de Samen-op-Weg-kerken (451-470)
DEEL III - REFLECTIES OP HET THEMA
Jan van der Lans, Een model voor charismatisch leiderschap (471-478)
Hans Alma, Identificatie en charismatisch leiderschap (479-487)
Niek Schuman, 'Gedenkt uw voorganger...' (488-495)
Marieke van Baest, Leeftocht. Reflectie op de Weg die naar waarheid ten leven voert (496-503)
Klaus Sonnberger, Charisma voor de gemeenschap. Een theologische reflectie (504-512)
Tjeu van Knippenberg, Charis en charisma (513-519)
1999/3 Neergang van de kerken, opgang van de religie?
Artikelencluster: Neergang van de kerken, opgang van de religie?
Wie als pastor geconfronteerd wordt met de verdamping van kerkelijke godsdienstigheid, kan al gauw geplaagd worden door gevoelens van machteloosheid en verlegenheid. Terecht wordt in dat verband vaak gewezen op het belang om als pastor contact te houden met je eigen spirituele bron om geïnspireerd en gemotiveerd te blijven. Tegelijkertijd kan het - zo meent de redactie - pastores helpen om overeind te blijven, indien analyses op macroniveau de huidige tijd verstaanbaar maken als een historisch breukvlak en als een overgangstijd tussen twee tijdperken.
Het artikelencluster 'Neergang van de kerken, opgang van de religie?' kan een bijdrage leveren aan een dergelijk inzicht op macroniveau. Het cluster is gebaseerd op een studiedag die op 4 september 1998 gehouden werd op de KTU (Katholieke Theologische Universiteit) te Utrecht. Empirische feiten en analyses rond de afname van kerkelijke godsdienstigheid worden gekoppeld aan de vraag in hoeverre er tegelijkertijd sprake is van een groeiende positieve houding voor het spirituele, en aan de vraag hoe de kerken hier dan op in kunnen spelen.
Het cluster bestaat uit vier artikelen. De bijdrage van Joep de Hart biedt een sociologische diagnose van enkele verschuivingen die zich in de afgelopen decennia hebben voltrokken in levensbeschouwelijk Nederland. De vraag wordt beantwoord in hoeverre die verschuivingen van invloed zijn op het sociaal engagement van de Nederlanders. Is de ontkerkelijking symptomatisch voor een algemene schuwheid zich nog langer te binden aan organisaties? Of wordt de maatschappelijke solidariteit behartigd door nieuwe organisatievormen, en is daarbij nog een rol weggelegd voor de kerken en voor kerkelijke participatie?
Het sociologisch artikel van De Hart vormt vervolgens voor Roger Weverbergh de empirische landkaart voor het ondernemen van een praktisch-theologische tocht. Het gaat hem daarbij om 'kerkopbouw' in de context van de contemporaine situatie. Hij begint met een theologische begripsomschrijving voor 'kerkopbouw' zodat ook de substantiële benadering van de 'christelijke religie' een rol kan spelen. Vervolgens staat hij stil bij het 'veranderende religieuze landschap' om daaruit wezenlijke vragen voor kerkopbouw te distilleren. Hij eindigt met een ontwerp 'kerk als lerende organisatie' en hij schetst de betekenis ervan voor haar missionaire identiteit.
Op basis van de voorafgaande artikelen formuleert Staf Hellemans mogelijke toekomstscenario's inzake religie en kerk. Door een onderscheid te maken tussen religie en kerk, die beide kunnen toenemen of afnemen, komt de auteur tot een dichotome matrix met vier scenario's. Het meest waarschijnlijke acht hij de toekomstvariant waarbij de kerken een toonaangevende rol spelen in het goed gedijende religieuze veld. Hij noemt deze variant modulair denominationalisme. Voorwaarde is echter wel dat de kerken niet voor het sektescenario kiezen en dat om kunnen gaan met de concurrentie van nieuwe kerken en nieuwe religieuze stromingen.
De drie artikelen worden voorafgegaan door een inleidend artikel van Monique van Dijk-Groeneboer. Daarin worden de bijdragen van De Hart, Weverbergh en Hellemans in uitgebreidere samenvatting gepresenteerd. Tevens wordt kort verslag gedaan van de discussie tijdens de studiedag aan de KTU; dit verslag kan dienen als een inhoudelijke leeswijzer voor de andere artikelen.
Monique van Dijk-Groeneboer, Een uitdaging voor de kerken (267-276)
Joep de Hart, Kerkelijke en niet-kerkelijke religie. De gevolgen van ontwikkelingen in de gevestigde en alternatieve zingeving in Nederland voor het maatschappelijk engagement (277-296)
Roger Weverbergh, Kerkopbouw in een veranderend religieus landschap (297-314)
Staf Hellemans, Veranderende religie, veranderende kerken (315-326)
Artikelencluster: Kerksluitingen
Welk van de toekomstscenario's van Staf Hellemans ook waarheid gaan worden, voorlopig zullen we zeker nog vaker geconfronteerd worden met het fenomeen van kerksluiting. In de vorm van een casusbeschrijving (Wim Bisschop en Jan Compagner) en een theoretische reflectie vanuit het kerkelijk opbouwwerk (Martin Frederiks), proberen we enkele handvatten te bieden voor het sturen van het complexe en vaak emotionele proces van kerksluiting.
Wim Bisschop & Jan Compagner, Kerken sluiten - open kerk. Over het afstoten van drie protestantse kerken in Geleen (327-342)
Martin Frederiks, Als het gebouw dicht gaat, sluit de kerk niet! Een benadering van kerksluitingen vanuit het kerkelijk opbouwwerk (343-360)
Overige artikelen
Gerben Heitink, Tussen naam en identiteit. Boekbespreking (361-369)
Onder bovenstaande titel verscheen onlangs een nieuw boek van Tjeu van Knippenberg, hoogleraar praktische theologie te Tilburg. Het boek handelt over geestelijke begeleiding, een aangelegen onderwerp in een tijd waarin het voor mensen steeds moeilijker wordt om zich een geloofstraditie persoonlijk eigen te maken. Geloofsbeleving, vroomheid, bevinding, zijn schaarse artikelen, ondanks de veelbesproken religieuze opleving binnen onze cultuur. De kerk kent vanouds de weg van de mystagogie, de spirituele of geestelijke begelei-ing, die hierbij houvast biedt. Maar hoe laten deze lijnen zich in een postmo-dern levensklimaat doortrekken? Dat is de opgave waar-voor de auteur van dit boek zich gesteld zag.
Lieve Troch, Literatuuroverzicht feministische theologie/vrouwenstudies theologie en pastorale praktijk (370-383)
1999/2 Voorganger in de liturgie
Editieredactie: Gerrit Immink, Niek Schuman & Hans Siemerink
Predikanten en pastores staan iedere zondag opnieuw voor de taak om leiding te geven aan de samenkomst van de gemeente. Hoe verstaan zij die rol en hoe bereiden zij zich daar op voor? In dit themanummer bekijken we de liturgie vanuit de rolopvatting van de liturg. Welk beeld schetsen voorgangers van de liturgische praxis, wat is volgens hen de functie van de liturgie in het leven van de gemeente, en hoe geven zij (samen met anderen) daaraan gestalte?
Het themanummer bevat twee artikelen over de aard en de functie van de liturgische praxis. Prof. dr. P. Post levert een bijdrage vanuit het gedachtegoed van de rooms-katholieke traditie: Rol en rite: over liturgisch voorgaan, en dr. M. Barnard schrijft over deze thematiek vanuit de protestantse traditie. Vervolgens bevat de bundel vijf interviews met pastores/predikanten. De verscheidenheid die kenmerkend is voor kerkelijk Nederland komt als volgt in beeld. Uit rooms-katholieke kring een gesprek met een priester die zich thuis voelt bij een min of meer klassieke liturgie en vervolgens met iemand die vernieuwing nastreeft. Uit de SOW-kerken een interview met een predikant die de oecumenisch-protestantse lijn volgt, met een vertegenwoordiger van de charismatisch-evangelische stroming en met een predikant die de klassiek-gereformeerde liturgie volgt (zoals die gehanteerd wordt binnen de Gereformeerde Bond). Ten slotte schrijven prof. dr. A.H.M. Scheer, mw. drs. F. Stark en prof. dr. N.A. Schuman elk een evaluerend artikel en verzorgt prof. dr. F.G. Immink de inleiding.
Het themanummer is niet alleen bedoeld voor pastores en predikanten, maar voor iedereen die liturgisch geïnteresseerd is. De twee inleidende artikelen geven een goed overzicht van de stand van zaken in de liturgiek en de interviews schetsen een beeld van de kerkelijke praktijk, terwijl het
geheel in een praktisch-theologisch kader staat.
Gerrit Immink, Over de rol van de liturg in de samenkomst van de gemeente. Ten geleide (125-127)
Paul Post, Rol en rite: over liturgisch voorgaan (128-147)
Marcel Barnard, Stiel en stijl. Over liturgisch voorgaan vanuit protestants perspectief (148-170)
Hans Siemerink, 'Ik vertegenwoordig zowel Christus als de gemeenschap'. Interview met M. Timmermans (171-181)
Hans Siemerink, 'De liturgische viering is allereerst de viering van de gemeenschap ...' Interview met N. Hogema (182-191)
Niek Schuman, De heilige Geest en de PC. Interview met G. Landman (192-202)
Gerrit Immink, 'Die betrokkenheid, dat vergt veel ...' Interview met J. Koppenhol (203-217)
Gerrit Immink, De kerkdienst als samenkomst van het huisgezin van de Heer. Interview met S. van Deventer (218-231)
Ton Scheer, Over het zachte juk en de lichte last (Mt. 11,29). Poging tot interpretatie van de interviews over voorgaan in de liturgie (232-245)
Ciska Stark, Voorgaan in de liturgie. Een kleurrijk visioen (246-255)
Niek Schuman, Oremus (256-263)
1999/1
Ruard Ganzevoort, Stemmen van het zelf en rollen van God. Fragment en identiteit in religie en pastoraat (3-23)
In dit artikel wordt beschreven hoe vandaag de dag onze identiteit is opgebouwd uit fragmenten en hoe, a fortiori, onze religieuze en pastorale identiteit gekenmerkt wordt door een openheid voor wat onaf is in verleden, toekomst en ontmoeting, en daarmee voor het besef 'it could be otherwise'. Wat betekent deze fragmentarische en meerstemmige identiteit voor de persoonlijke en professionele opstelling van de pastor en welke relatie tot God is nog mogelijk? De begrippen metafoor en rol zijn van belang voor de beantwoording van die vragen. In zijn slotconclusie stelt de auteur dat een pastorale identiteit die uitgaat van fragmenten en van religie als rollenspel, ruimte biedt voor de noodzakelijke meerstemmigheid in de ontmoeting met God.
Toine van den Hoogen, Communicatie van godsgeloof in de hedendaagse cultuur. Het voorbeeld van de huwelijkspastoraal (24-46)
In dit artikel gaat het om de vraag hoe de voorbereiding van een kerkelijke huwelijkssluiting de pastor een kans kan bieden om de heilskracht van zegen en verbond naar voren te laten komen als een zinvolle, krachtige en plausibele vorm van 'stiling' en 'verinhoudelijking' van het leven. De auteur spitst deze vraag eerst toe op de pastorale praxis, kritisch aansluitend bij de voor de hand liggende vraag 'waarom willen jullie voor de kerk trouwen?' en evenzeer kritisch aansluitend bij de gangbare benadering van het huwelijk als scharniermoment en 'rite de passage'. Hij geeft vervolgens een schets van een hernieuwd bijbels en theologisch oriëntatiepunt voor de huwelijkspastoraal. Ten slotte geeft hij, onder de aspecten uitdaging en troost, een suggestie voor het zwaartepunt van het pastorale handelen rondom de kerkelijke huwelijkssluiting.
Gerard Zuidberg, De geloofstaal van pastores. Een onderzoek naar de spiritualiteit van pastores in de r.-k. kerk (47-63)
In het boek van Gerard Zuidberg 'De God van de pastor' gaat het met name over de beeldtaal die pastores hanteren. In onderstaand artikel editie schetst de auteur en aantal lijnen uit zijn onderzoek. Hij gaat concreet in op wat hij ontdekt heeft over de inhoudelijke ontwikkelingen in de spiritualiteit van pastores: de beeldtaal over God, Jezus en de Geest, de context die daarin een grote rol speelt, de taal die pastores gebruiken wanneer ze spreken over gebed, bezinning en engagement. Ten slotte wordt kort aangegeven hoe pastores de verhouding tussen pastoraat en spiritualiteit beleven. Bij wijze van conclusie worden enkele praktisch-theologische vragen besproken over de relatie professionaliteit en spiritualiteit.
Heije Faber, Het leren van de pastor. Wat blijft er overeind van de oorspronkelijke intuïtie van de Klinische Pastorale Vorming? (64-71)
De auteur schetst twee belangrijke ontwikkelingslijnen in de KPV: een die leidt naar een besef van identiteit, en een die voert naar een bewustzijn van professionaliteit. Naar het oordeel van de auteur is de centrale problematiek in het werk van de pastor het feit dat hij zijn arbeid in de spanning tussen identiteit en professionaliteit moet verrichten. Hij betoogt dat deze spanning, in het pastoraat én in de KPV, noodzakelijk is en niet mag worden opgelost door een van beide polen te ontladen. Hij waarschuwt in dit verband voor de dreigende dominantie van de pool van de professionaliteit, hetgeen tot gevolg kan hebben dat de diepere identiteit van het pastoraat vervaagt. De spanning tussen de veiligheid van professionaliteit enerzijds en de onveiligheid van authenticiteit anderzijds is wezenlijk voor het pastoraat.
Tom Meijers, 'Meewerken is echter niet hetzelfde als vervangen'. De Romeinse Instructie over leken in pastorale dienst (92-88)
Ruim anderhalf jaar geleden verscheen de Vaticaanse instructie over de medewerking van leken in het priesterlijk dienstwerk. De instructie accentueert de priester als sacramenteel-gewijde herder, omdat in bepaalde regio's het priesterlijk herderschap dreigt te vervagen. De instructie grijpt terug op een vóór-conciliair priesterbeeld. De post-conciliaire ontwikkelingen, waarin priesters en leken in het pastoraal samenwerken, worden niet positief overwogen. Het benoemen van een pastoraal werk(st)er als eerst verantwoordelijke van een parochie roept vragen op. Dit is een noodvoorziening. Het artikel eindigt met overwegingen die de zorg van de instructie in positieve zin verwoorden.
Dick Tieleman, Contextueel pastoraat: theologische optiek en pastorale optie. Boekbespreking van A. van Rhijn & H. Meulink-Korf, De Context en de Ander. Nagy herlezen in het spoor van Levinas met het oog op het pastoraat. 89-93
Paul Post, Rijke oogst: literatuurbericht liturgiewetenschap (94-117)