2005/1 Suïcide en pastoraat
Artikelencluster: Suïcide en pastoraat
Hal Droogleever Fortuyn, Suïcide en suïcidaliteit (5)
Nicolette Hijweege & Marieke de Fijter-Muijen, God is liefde, Hij heeft het niet zo gewild. Reflecties over de betekenis van de suïcide van een broer of zus en de rol van het geloof daarin (17)
Wim Smeets, Minder een antwoord geven dan wel zelf een antwoord zijn… In gesprek met Ans Withaar, directeur van ‘De Essenburgh’ te Hierden (25)
Michael Scherer-Rath, Ontoereikendheid van het menselijk handelen. Een praktisch-theologische reflectie op suïcidaliteit (43)
Af en toe wordt de redactie benaderd door lezers die in Praktische Theologie tevergeefs zoeken naar verdieping in bepaalde thema’s waarmee zij in het pastoraat geconfronteerd worden. Een dergelijk thema is de omgang met mensen die een suïcidepoging hebben gedaan en met nabestaanden van een suïcide. In dit tijdschrift is hier nog nooit specifiek aandacht aan besteed: de zoekfunctie op de website geeft geen resultaten bij de trefwoorden ‘suïcide’ of verwante termen. En afgezien van de in omvang bescheiden boeken ‘O toekomst, laat niet af’ uit 1996 van Jos Brink in de reeks ‘Op hoop van zegen’ en ‘Een doodstil doel’ uit 1990 in de reeks ‘Pastoraal perspectief’ van Jan W. Draijer, is er de laatste jaren in het Nederlandse taalgebied weinig gepubliceerd over suïcide en pastoraat. Dit staat in schril contrast met bijvoorbeeld de aandacht voor ethische vragen rondom euthanasie en hulp bij zelfdoding.
Dit alles vormde voor de redactie de aanleiding om een artikelencluster te wijden aan suïcide en pastoraat. Veel mensen met suïcidale neigingen komen vroeg of laat in contact met de psychiatrische hulpverlening. Ook pastores krijgen daar dan indirect of direct mee te maken: zij horen van de begeleiding door psychiaters of brengen pastoranten een bezoek in een psychiatrisch centrum. Om zicht te krijgen op de benadering van suïcide binnen de psychiatrie, schetst psychiater Droogleever Fortuyn een globaal beeld van de gangbare diagnostiek en therapie van suïcide binnen zijn beroepsgroep. Zijn bijdrage maakt onder meer duidelijk dat de psychoanalyse – jarenlang een toonaangevende dialoogpartner van pastoraalpsychologisch geschoolde pastores, mede onder invloed van de Klinische Pastorale Vorming – op dit moment weinig invloed heeft als verklaringsmodel en behandelingsmethode. Droogleever Fortuyn beklemtoont de mogelijke rol van de pastor als gesprekspartner voor mensen in een suïcidecrisis, waarbij een open houding van belang is. De pastor kan in dat geval de belangrijke ander zijn die wellicht het verschil maakt tussen leven en dood.
Nogal wat maatschappelijke organisaties houden zich bezig met de problematiek van suïcide. Eén zo’n organisatie is ‘De Essenburgh’, waar men cursussen en gespreksgroepen organiseert voor nabestaanden en voor hulpverleners. In een interview verheldert directeur Withaar de aanpak van haar organisatie. Die is er onder meer op gericht om suïcide uit de sfeer van het taboe te halen. Voor pastores onderstreept zij eveneens het belang van een open attitude. Pasklare antwoorden zijn er niet, het gaat er in eerste instantie om er te zijn voor de ander. Daartoe vindt Withaar het belangrijk dat pastores – net als andere professionals die betrokken zijn bij een suïcide – nagaan wat zij zelf vinden van suïcide. Het beeld van God is, zowel bij betrokkenen als bij professionals, medebepalend voor de opvatting over suïcide. ‘Als het leven niet meer smaakt, als je het niet meer aankan, mag je het leven misschien ook teruggeven aan de Schepper ervan.’ Vanuit dat beeld pleit Withaar voor het begrijpen in plaats van veroordelen van suïcide.
Pastores krijgen ook te maken met nabestaanden van een suïcide. De Fijter-Muijen onderzocht aan de hand van de Zelfconfrontatiemethode (cfr. Praktische Theologie, 2004, nr 1) de betekenis die suïcide in het leven van twee nabestaanden krijgt. Zij ging ook na welke rol religie kan spelen in de betekenisverlening aan suïcide. Op basis van deze resultaten reflecteert Hijweege over de rol van religie in de ‘coping’ met deze ingrijpende levenservaring. De geanalyseerde zelfonderzoeken geven aanleiding tot de hypothese dat het geloof niet zozeer invloed heeft op de cognitieve beschouwing van suïcide, maar meer op de affectieve beleving ervan. Daartoe is het belangrijk dat in de geloofsbeleving en in het pastoraat suïcide voldoende aandacht krijgt.
In een slotartikel blikt Scherer-Rath vanuit praktisch-theologisch perspectief terug op de vermelde bijdragen. Hij gaat in op de gedifferentieerde beleving van suïcide bij betrokkenen, maar ook in de kerkgeschiedenis. In de bijbel is er helemaal geen sprake van veroordeling van suïcide, maar veeleer van begrip. De dogmatische theologie, vooral sinds Thomas van Aquino, komt wel tot een negatief oordeel over suïcide, hetgeen gevolgen heeft voor de kerkrechtelijke en pastorale benadering ervan. Scherer-Rath pleit ervoor dat pastores suïcide niet als een ziekte of een zonde benaderen, maar als een handeling met een intentioneel doel, namelijk om een uitweg te vinden in een impasse. Vanuit dat perspectief kan suïcide een plek krijgen in een theologie van de ontoereikendheid van het menselijk handelen.
Overige artikelen
Anne-Mie Jonckheere, Pastoraat in een justitiële jeugdinrichting. Ruimte scheppen voor levensvragen en spirituele groei (57)
John Veldman, Grensoverschrijdende missie (75)
Wim in ’t Hout, Pastorale zorg voor uitgezonden militairen en veteranen. Een algemene beschouwing over diagnostiek en begeleiding (89)
Doris Nauer & Corja Menken-Bekius, Trends en uitdagingen in de poimeniek. Een literatuurbericht (99)
Een justitiële jeugdinrichting is een heel specifieke context voor pastoraat en geestelijke verzorging. De doelgroep aldaar bestaat uit jongeren die in hun leven vaak veel tekort zijn gekomen en beschadigingen hebben opgelopen. Bovendien hebben ze met andere jongeren gemeen dat slechts weinigen stevige ankers in een levensbeschouwing of godsdienst hebben, ofschoon de grote levensvragen hen intensief bezighouden. Op grond van eigen praktijkervaringen vertelt Anne-Mie Jonckheere over wat zij ervaart als richtinggevende perspectieven. Zij noemt in dat verband het scheppen van ruimte voor het kenbaar worden van levensvragen, voor het oefenen in respectvolle aandacht voor elkaar, en voor de voortgang van een spiritueel proces waarin het vrij staat om spiritueel voedsel te zoeken in oude verhalen en praktijken. De pastor mag hierbij voorop gaan in het benutten van de christelijke traditiestromen als geprivilegieerde vindplaats.
In het eerste deel van zijn artikel over missie als grensoverschrijding gaat John Veldman in op de specifieke missieactiviteit (missie ‘ad gentes’) en de veranderingen die het begrip missie heeft ondergaan. In het tweede deel beschrijft hij een aantal ‘werkzame elementen’ in de specifieke missieactiviteit, zoals liturgie, gerechtigheid, getuigenis, dialoog, inculturatie en verzoening. Waar we bij ‘missie’ vroeger dachten aan het overschrijden van territoriale grenzen, kan het begrip missie heden ten dage, vanuit dezelfde werkzame elementen én ingebed in een kenotische spiritualiteit, in bredere zin verstaan worden als het overschrijden van eigen grenzen om solidaire netwerken uit te breiden en antwoord te geven op de vraag naar de reden van onze hoop.
Van welke aard en inhoud zijn de vragen die in de context van het veteranenpastoraat op je afkomen? Wat is kenmerkend voor de pastorale begeleiding van (oud-)militairen die gediend hebben tijdens vredesoperaties en van uitgezonden militairen in oorlogssituaties? Aan de hand van eigen uitzendervaringen en impressies uit de dagelijkse praktijk van het veteranenpastoraat, geeft Wim in ’t Hout een eerste, inventariserend antwoord op deze vragen. Hij betoogt dat pastorale zorg gebaat is bij het tijdig onderkennen van de kernproblemen van deze (oud-)militairen en hun thuisfront, reden waarom hij pleit voor een proactieve houding van de pastor ten opzichte van deze bijzondere doelgroep.
In het literatuurbericht poimeniek gaan Doris Nauer en Corja Menken-Bekius ten slotte op zoek naar trends en uitdagingen in het vakgebied aan de hand van recente publicaties in de verschillende deelgebieden daarvan.