2006/3 - Met en in jongeren durven geloven
Editieredactie: Evert Jonker, Alma Lanser-van der Velde & Bert Roebben
Dit themanummer verkent en overdenkt kerkelijk en parakerkelijk jongerenwerk. Het sluit aan bij een cluster over jongeren in Praktische Theologie 2003/1. Onder jongerenwerk worden al die activiteiten van de geloofsgemeenschap begrepen die de bedoeling hebben om jonge mensen te begeleiden in het ontwikkelen van hun levensoriëntatie en geloof, en die hen willen helpen een zinvolle plaats te vinden in de beweging van God naar de mensen en van de mensen naar God. Jongerenwerk door en voor jongeren bestaat uit een scala van activiteiten: sooswerk, catechese, zielzorg aan jongeren, jeugddiensten, diaconaat, jongvolwassenenkringen, hulpverlening door en voor jongeren, gemeenschappelijke reizen met een spirituele of diaconale inslag en zo meer. Als we in dit nummer de term jongerenwerk gebruiken, doelen we op een overkoepelend begrip en denken we aan de leeftijdsgroep van 15-30 jaar. Daaronder vallen zowel adolescenten (11-22) als postadolescenten (20-35). In deze inleiding iets meer over achtergrond en opzet.
Culturele en maatschappelijke ontwikkelingen
De verhouding tussen jongeren, geloof en de kerk is de eeuwen door een bron van aandacht, zorg en verlegenheid geweest. Aandacht blijkt uit het dagboek van een zestiende-eeuwse pastoor van Groessen. Hij preekte uit vrije wil op elke zondagmiddag voor jongelui.1 Kennelijk moest er ook in die tijd iets apart voor hen worden georganiseerd. In onze tijd lijkt het door individualisering, de-traditionalisering en de-institutionalisering en door de modernisering van de religie extra problematisch te zijn mensen – en zeker jongeren – bij geloofsbeleving en geloofsgemeenschap te betrekken. Deze betrokkenheidsproblematiek heeft culturele en maatschappelijke oorzaken, die een geloofsgemeenschap als gegeven context soms machteloos makend heeft te accepteren, en waarop niet zomaar een adequaat antwoord te vinden is.
Individualisering is een groot goed – wie zou niet willen bijdragen aan de zelfstandigheid van mensen? – maar betekent niet zelden dat mensen op eigen houtje hun levensbeschouwing samenstellen. Vandaar, een veelheid aan opvattingen over de inhoud van geloof en levensbeschouwing (pluralisering) en dat is een zwakte, vooral als mensen in een bepaalde leeftijdsfase (tijdelijk) behoefte hebben aan ondubbelzinnige eenvoud.
De-traditionalisering heeft tot gevolg dat de oude bronnentaal van het geloof niet overkomt en dat tradities vervagen, die leerzaam laten zien hoe vorige generaties een geding om de waarheid voerden. Het is overigens helemaal niet vanzelfsprekend een beroep op traditie te doen. Hoezeer we ook de taal van nu moeten leren spreken, helemaal zonder ‘tale Kanaäns’ en ‘disciplina arcana’ kan de kerk niet. Bovendien blijken op de moderne cultuur afgestemde theologische inzichten, zoals van bevrijdingstheologische of hermeneutisch-correlatieve snit, doorvertaald in nieuwe geloofstaal, weinig weerklank te vinden bij jongeren en bij niet in een geloofstraditie gesocialiseerde zoekers.
De-institutionalisering wijst erop dat mensen – mede door individualisering – geen vanzelfsprekende motivatie hebben om instituties als mesostructuur in stand te houden. Ze zien deze vooral als servicedesks voor hun persoonlijke behoeften op een markt, maar zullen zeker niet zomaar actief participeren aan (de instandhouding van) levensbeschouwingsinstituties van eeuwen her, zoals de mainstream-kerken. Liever stichten mensen een nieuwe organisatie voor hun bewogenheid dan dat ze zich voegen in bestaande structuren.
Men spreekt wel van secularisering, als een onttrekking van goddelijke of kerkelijke bevoogding, die de betrekking van alle levensgebieden tot een transcendente werkelijkheid doet verdampen, maar tegenwoordig doet ook de moderniseringsthese opgeld, die zegt dat de thema’s van religie – zoals vragen van leven en dood, geluk en onheil, schuld en vrijheid, barmhartigheid en gerechtigheid, transcendentie en het innerlijk van de mens – in de (post)moderne cultuur en samenleving nieuwe expressievormen hebben gevonden, zoals de mediacultuur in films en documentaires duidelijk laat zien.
Bij dat alles komt de vraag op of zoiets als jeugdculturen met gemeenschappelijke kenmerken wel bestaat, en of commercie, jongerenwerker of wie ook maar iets van en met jongeren wil, daarop greep kunnen krijgen zodat zij gemakkelijker hun waren kunnen slijten. Of is de wijze waarop jongeren zich als jongeren cultureel uitdrukken in hun outfit, muziekkeuze, protestgedrag, vrijetijdsbesteding hoofdzakelijk een individuele constructie? Jongerenwerkers kunnen jongeren niet vastpinnen op vermeende culturele grondtrekken, maar moeten van iedere jongere zelf horen welke motieven achter het design van hun leven schuilgaat.
Met de handen in het grijze haar?
Deze al te beknopte analyse toont enkele factoren. Ze verklaren waardoor mensen van de jongere generaties zich maar mondjesmaat aansluiten bij de kerken, ook als ze wel behoefte hebben aan echt contact en levensbeschouwelijke verdieping. Door gebrek aan aanwas van nieuwe leden voor de geloofsgemeenschappen en verminderde betrokkenheid gaan deze veranderingen in het kerkelijke landschap in Nederland gepaard met een sterke vergrijzing van het ledenbestand van de kerken. Niets ten kwade van grijs. Vergrijzing maakt kerken op het eerste gezicht, niet aantrekkelijk voor adolescenten en postadolescenten, hoe gastvrij, wijs, aardig of kundig grijs ook is voor hen. Of mensen nu buitenkerkelijk geloven, helemaal niet geloven of geloof reserveren voor een houvast rondom ingrijpende levensgebeurtenissen, een traditioneel kerkelijk lidmaatschap van de wieg tot het graf wordt zeldzamer.
Kerken proberen niet te somberen, maar met creatieve inzet jongeren bij het geloof en bij hun organisatie te betrekken, maar deze inspanningen leveren zo op het oog alleen incidentele en kortdurende effecten op. Er zijn massale bijeenkomsten die getalsmatig voor een dag of wat succes oogsten. Dergelijke festivals, maar ook kloosterweken, pelgrimages trekken gelukkig behoorlijke aantallen jongeren. Buiten dat bestaat er ook een bloeiend, veelal evangelisch getint, alternatief circuit voor gelovige, meestal van huis uit kerkelijke jongeren, zoals jeugdkerken.
De kerken verkeren in een overle(ver)ingscrisis, en daarmee samenhangend, in een innovatiecrisis. Het is alsof inculturatie van christelijk geloof vanuit kerken in de globaliserende, multireligieuze Nederlandse cultuur niet meer gaat, ondanks dat er wel belangstelling is voor religie in onze cultuur. Toch kloppen belangstellende religiezoekers niet aan bij de kerk, kennelijk verwachten ze niet dat de mainstream-kerken en de gangbare theologie met hun belangstelling wel raad weten.
Vorm en inhoud in een belevingscultuur
Niet alleen bij alternatieve vernieuwingsbewegingen buiten de kerken, maar ook in de kerken zelf, wordt de boodschap van het evangelie in eigentijdse culturele vormen voor het voetlicht gebracht. De verpakking is afgekeken van andere, grote jongerenfeesten. Popmuziek in alle varianten (zoals ook heavy metal) dient als voertuig voor een eigentijdse verkondiging van het heil. Internet en mobiele netwerken zijn op professionele wijze benut. Met middelen als theater, film en het optreden van beroemde mensen, middelen die in de belevingsmaatschappij effect kunnen bewerkstelligen op emotief niveau, proberen begeleiders interesse voor het geloof te wekken en een eenvoudige boodschap over te brengen, persoonlijk, zonder last of ruggespraak van de kerkelijke instituties en tradities, gewoon bijbels. De bijbehorende basistheorie bestaat vaak uit slechts enkele punten zonder overbodige ballast of theologische verantwoording. Doel: maak leerlingen van Christus. Middel: geef daaraan op authentieke en overtuigende wijze leiding.
De nadruk op vorm doet de vraag rijzen hoe de boodschap herkenbaar ingaat op thema’s zoals lijden, dood, schuld en liefde, waarvoor geen afdoende zekerheid bestaat, omdat ze een ultiem karakter dragen. Zijn er in nieuwe verpakkingen woorden, praktijken en rituelen voorhanden die een geleefde betrekking aanmoedigen tot het geheimenis van Gods zegenend handelen als bevestiging van het zijn en van Gods reddend handelen als verlossing uit de gebrokenheid, waarvan mensen slachtoffer en veroorzaker zijn?
Vraagstelling en opzet
Tegen de achtergrond van deze situatieschets is de volgende vraagstelling voorgelegd: ‘hoe en met welke uitgangspunten krijgt in onze cultuur en samenleving in of onafhankelijk van kerken geloofscommunicatie door en met adolescenten en postadolescenten (15-30 jaar) gestalte en welke grenzen en mogelijkheden ontdekken we daarin?’
1. Inzicht in de wereld van jongeren
De artikelen van Leo van der Tuin, Monique van Dijk en Richard Saly cirkelen om de vraag welke persoonlijke, culturele en communicatieve factoren een belangrijke rol spelen in de relatie tussen jongeren, geloof en cultuur. Van der Tuin geeft een beschrijving van de culturele context en van vragen waarvoor jongeren staan. Van Dijk-Groeneboer sluit aan bij een onderzoek naar jongeren en zingeving2 en heeft het – geïllustreerd met citaten van jongeren – onder meer over de relatie van jongeren tot kerk, geloof en God. Saly doet verslag van een interview met een negentienjarige en besteedt aandacht aan de wijze waarop zij met godsdienst en geloof in aanraking komt.
2. Praktijken
De volgende bijdragen geven voorbeelden van jongerenwerk en van de inzichten van jeugdwerkorganisaties. Aan de auteurs is gevraagd om aard, doel, inhoud en werkwijze van de activiteiten te beschrijven, oog te hebben voor de relatie tot de kerken, te laten zien welke invloed de culturele context heeft, te verwijzen naar gebruikt onderzoek, te refereren aan leidende theologische inzichten en een korte, kritische reflectie te geven. René Kok is thans dorpsdominee en schrijft over zijn ervaringen met jongerengesprekskringen. Marnix Karssenberg (jongere, betrokken bij een jeugdkerk, student journalistiek) geeft inzicht in de jongerenkerk van Zwolle. Marc Bolleman (medewerker geloofscommunicatie en geloofsexpressie, bisdom Breda) doet verslag van het wel en wee van een groep die met hem als begeleider de Wereldjongerendagen in Keulen bezoekt. Remco Babijn (priester in opleiding, valt in de leeftijdscategorie van 15-30 jarigen) is als vrijwilliger nauw betrokken bij groepsreizen naar Taizé, waar hij zelf een jaar verbleef. Hij onderstreept drie kernaspecten: gemeenschap, gebed en ontmoeting.
3. Organisaties
Aan jeugdwerkorganisaties zijn dezelfde, onder 2 beschreven vragen gesteld. De organisaties die jongerenwerk stimuleren, van materiaal en godsdienstpedagogische en theologische inzichten voorzien en nieuwe werkvormen bedenken, zijn: Youth for Christ, waarvan Ron Becker gewag maakt en het Jeugdwerk van de Protestantse Kerk in Nederland, dat Hanny van der Stelt in beeld brengt met medewerking van Friso Mout. Activiteiten, zorgen, ontwikkelingen en achtergronden passeren de revue. Youth for Christ richt zich op niet-kerkelijke jongeren in de grote steden tussen 11-19 jaar, en het jeugdwerk van de PKN op 0-21 jarigen.
4. Bezinning
Jonker geeft een antropologische beschouwing met het oog op elke leeftijdsfase en legt nadruk op de zegen als element in de kom- en ga-structuur van de kerk. Roebben en Zondervan onderstrepen het belang van de hermeneutische kundigheid om zowel de cultuur als de geloofstraditie te verstaan teneinde te komen tot een dialoog tussen beide. Jonker overdenkt vervolgens het materiaal, relativeert de eigen aard van de adolescentieperiode en reikt een praktisch-theologisch beoordelingsmodel aan voor activiteiten door en voor jongeren, onder andere vanuit de vraag of de activiteiten eerbied voor het geheimenis van zowel God als mens betonen.
Persoonlijk
De beschreven initiatieven en gedachten getuigen van hoop, doorzettingsvermogen en creativiteit. Tegelijk groeit het aantal jonge mensen niet dat langduriger dan een paar keer mee wil doen aan gezamenlijke vormen van geloofscommunicatie. Dat verdriet me. Jongeren houden me veel bezig. Pas nog heb ik met een groep jongeren meegewerkt aan een door de aanwezigen enthousiast ontvangen jeugddienst in een volle kerk. Maar, zoals zo vaak, er waren bijna geen jongeren aanwezig. De jeugddienstcommissie is inmiddels gestopt. Goed, het moet anders. Maar hoe? Oppervlakkiger? Minder zoekend? Ik durf wel te zeggen dat ik meestal goed contact heb met jonge mensen. En toch ben ik er verlegen mee wat mijn rol is bij het vinden van hun zicht op hun leven en op God. De Heilige Geest moest het ons kerkmensen toch een beetje makkelijker maken, denk ik dan. Graag wil ik het vermogen van jongeren om in alle fijnzinnigheid te onderscheiden waarop het aankomt, dienen en hen helpen het bestaan ook als mysterie te beleven. Ik hoef dan vaak helemaal niets anders te doen dan onvoorwaardelijke, dynamische aandacht tonen, dus goed luisteren, en helder reageren. Hoe moet het anders? Ik geloof bij elke activiteit dat opvoeders in ‘Gods daden en geboden’ zo moeten werken dat de jongeren het beter gaan doen zijzelf (vgl. Psalm 78:1-8: ‘niet worden als hun voorouders’). Laatst zong ik nog: ‘waarmee bewaart de jeugd haar bloem, haar eer, hoe vindt de mens reeds vroeg de rechte paden. Hij houdt zijn leven onbesmet, wanneer hij zich door God en zijn gebod laat raden’ (Ps. 119:4). Het lied nam me mee en ik besloot actief en vrolijk te blijven hopen op nieuwe raad en impulsen.
Noten
Post, R.R. (1957). Kerkgeschiedenis van Nederland in de Middeleeuwen, Dl. II. Utrecht en Antwerpen: Spectrum.
Dijk-Groeneboer, M. van & Maas J. (2005). Geloof? ff checke. Onderzoek naar jongeren en zingeving. Utrecht: KTU.
Inleiding 283
De wereld van jongeren
Leo van der Tuin, Die jeugd van tegenwoordig ;-) (290)
Monique van Dijk-Groeneboer, Jongeren en geloof; on-zin? (308)
Richard Saly, Het is allemaal zo ongrijpbaar. Gesprek met Ditske (322)
Praktijken
René Kok, ‘Wat moeten we met onze jongeren?’ Ervaringen met jongerengesprekskringen (334)
Marnix Karssenberg, GODfashion (342)
Marc Bollerman, Wereldjongerendagen (348)
Remco Babijn, Gebed en ontmoeting in de stijl van Taizé (354)
Organisaties
Ron Becker, Youth for Christ (362)
Hanny van der Stelt & Friso Mout, Jeugdwerk in de Protestantse Kerk in Nederland (374)
Bezinning
Evert Jonker, Vanaf de geboorte aangewezen op het delen van taal, liefde en eten. Mens-zijn en kerk-zijn als perspectieven op jongerenwerk (384)
Bert Roebben & Ton Zondervan, ‘Als God eens onder ons was’ – Theologische professionals reflecteren op hun werk met jongvolwassenen (397)
Evert Jonker, Waarneming, interpretatie, beoordeling en vernieuwing van jongerenwerk (412)