2007/3 Pastoraat en ethiek
Overzicht artikelen
Marina Riemslagh, Axel Liégeois & Roger Burggraeve, De onzichtbare filter in morele gespreksvoering. Vergelijking tussen een socratische en een contextuele dialoog (299)
Jack de Groot & Hans Evers, Morele counseling. Presentatie van de Nijmeegse methode (314)
Annemie Dillen, Geweld in gezinnen. Uitdagingen voor het pastoraat (333)
Sake Stoppels, ‘Heeft jullie kerk een zijdeur?’ Literatuurbericht kerkopbouw (357)
Joep de Hart, Des poedels kern. Recente godsdienstsociologische publicaties (379)
Ten geleide
Als iemand hulp zoekt bij de oplossing van een moreel dilemma, kun je daar als pastor op verschillende manieren mee omgaan. In het openingsartikel onderzoekt Marina Riemslagh of de zogenaamde socratische gespreksvoering, die vooral kijkt naar het individu en diens gedrag, geschikt is voor dit soort situaties. Of vormt de contextuele dialoog, die de persoon beschouwt als fundamenteel relationeel, een beter alternatief? Aan de hand van een casus over een ethisch dilemma wordt de waarde van beide methoden in de praktijk geëvalueerd. De auteur ontdekte daarbij dat de ‘geleefde’ levensbeschouwing van jezelf als hulpverlener in beide gevallen mede bepaalt wat je hoort, hoe je daarop ingaat en waarop je doorvraagt.
Geestelijk verzorgers in zorginstellingen, bij justitie en in de krijgsmacht kunnen net als hun collega’s in het basispastoraat geconfronteerd worden met cliënten (pastoranten) die bij hen komen met een moreel probleem of die staan voor een moeilijke keuze of beslissing waaraan een hoog moreel gehalte kleeft. In het verleden werden pastores nogal eens gezien als zedenmeesters, die op dit soort vragen het antwoord wisten. Vandaag de dag profileren geestelijk verzorgers zich meer als counselors, die mensen helpen om hun eigen gewetensvolle beslissing te maken. Voor deze counselingstaak hebben geestelijk verzorgers in Nijmegen een methode ontwikkeld, die in een artikel van Jack de Groot en Hans Evers wordt gepresenteerd als de ‘Nijmeegse methode voor morele counseling’.
Geweld in gezinnen is helaas een veel voorkomende realiteit. In het christelijke spreken over gezinnen en relaties, en in het kerkelijke handelen kunnen we daar niet omheen. In een artikel van Annemie Dillen gaat het daarom over de uitdagingen voor het pastorale handelen, met bijzondere aandacht voor de culturele en theologische opvattingen die een adequate omgang met huiselijk geweld mogelijk maken. De auteur bespreekt verschillende christelijke begrippen die door sommigen worden gebruikt als een legitimatie van huiselijk geweld of als een excuus om niet te reageren. Vervolgens reikt zij alternatieve interpretaties aan. In haar bijdrage wordt aangetoond hoe een idealiserend discours over gezinnen en over het huwelijk versluierend kan werken. Verder wordt stilgestaan bij het belang van sociale netwerken en bij het idee dat het gezinsleven niet louter een privé-aangelegenheid is.
Na dit drieluik over morele kwesties in het pastoraat signaleert Sake Stoppels in zijn literatuurbericht kerkopbouw onder andere – in een tijd van kerkelijke krimp – een opleving van de aandacht voor groei en vernieuwing, en een groeiende missionaire gerichtheid. Daarnaast aandacht voor het thema leiderschap en voor de vraag hoe christelijke gemeenschapsvorming er in een tijd van individualisering uit kan zien.
Tot slot bespreekt Joep de Hart een aantal recente publicaties op het gebied van de godsdienstsociologie aan de hand van de volgende thema’s: de rol en positie van religie in de hedendaagse samenleving, postmoderne spiritualiteit, religiegeschiedenis, religieuze volksculturen en hedendaagse religieuze diversiteit.