2000/5
2000/4 Pastoraat als geestelijke verzorging in het moderne ziekenhuis
2000/3
2000/2 De lerende enkeling en de lerende gemeente
2000/1
2000/5
Joos van Vugt, Na de ommekeer. Mensen met HIV na de introductie van de combinatietherapie (491)
Hans Siemerink, Seks, geloof en rituelen: de bagage van een aidspastor. In gesprek met een aidspastor (508)
Carlo Leget, Innerlijke ruimte en levenseinde. Pastoraat en de omgang met morele problemen in de terminale zorg (521)
Gerben Heitink, Ontwikkelingen in de praktische theologie (9). Een kroniek (538)
Jan Hendriks, Literatuuroverzicht gemeenteopbouw (3) (559)
2000/4 Pastoraat als geestelijke verzorging in het moderne ziekenhuis
Editieredactie: Corja Menken-Bekius, Wim Rooijakkers & Wim Smeets
In 1994 werd een themanummer van dit tijdschrift gewijd aan pastoraat in instellingen. De woorden isolatie, integratie en assimilatie fungeerden daarin als ijkpunten aan de hand waarvan de positie van een pastor in instellingsverband kon worden bepaald en geëvalueerd. Het onderwerp werd voornamelijk vanuit een organisatorisch-structurele invalshoek belicht. Een van de beschreven institutionele contexten waarbinnen pastoraat wordt bedreven, was de wereld van het moderne ziekenhuis.
Inmiddels zijn we zes jaar verder. In die periode hebben zich in de gezondheidszorg ingrijpende veranderingen voorgedaan. Deze betreffen niet alleen de organisatiestructuur van het ziekenhuis, maar het hele denken over doelmatige en betaalbare medische behandeling en zorgverlening, waarbij men zich meer en meer richt op de technische en biologische aspecten van het ziek zijn. In dit nummer willen we ingaan op de vraag wat dit voor het pastoraat in deze context betekent. Voor welke keuzen en dilemma's staat de ziekenhuispastor die anno 2000 in deze omgeving werkt? Welke ruimte en mogelijkheden biedt haar plaats in het geheel van de huidige ziekenhuisorganisatie en wat betekent dat voor de inhoudelijke invulling van het pastoraat? Ziekenhuispastoraat wordt steeds vaker aangeduid met de algemene term geestelijke verzorging, waar het een variant van is. De pastor (tenzij op een eenmanspost gesitueerd) is een van de professionals die met hooguit enkele collega's een pluriform (in sommige grote ziekenhuizen multi-cultureel) samengestelde Dienst Geestelijke Verzorging vormt. Wat verenigt deze werkers en op welke punten gaan de wegen op grond van hun 'ambtshalve kwaliteit' (de identiteitsbinding aan een bepaald levensbeschouwelijk of religieus genootschap) uiteen? De twee grote onderzoeken van het Trimbos Instituut naar het beroep van de geestelijke verzorger in de gezondheidszorg (1997) en de functie-uitvoering en waardering daarvan door patiënten (1998), hebben overduidelijk de noodzaak aangetoond van de ontwikkeling van een algemeen gedeeld vakspecifiek referentiekader. De onderzochte patiënten blijken weliswaar opvallend tevreden over het functioneren van de geestelijk verzorger, maar wanneer het aankomt op het formuleren van het eigene van het beroep naar andere disciplines en het management, stuiten de onderzoekers op de term 'empathie' als meest genoemde 'specifieke deskundigheid' van de geestelijk verzorger, terwijl de kern van het beroepsmatig handelen wordt beschreven in vage uitdrukkingen als 'een eindje meelopen','luisteren' of 'zich inleven in de problematiek van de ander' (1998, 175). Als dit hiaat niet snel wordt ingevuld, zal men bij gebrek aan soortelijk gewicht gemakkelijk worden wegbezuinigd. Maar in welk domein moet zo'n overkoepelend referentiekader worden gezocht? Bij welke wetenschappelijke disciplines kan de geestelijk verzorger daarvoor te rade gaan? Bij stromingen en disciplines binnen de wijsgerige antropologie, de psychologie, de theologie? Of bij de jongste tak van sport op dit gebied: geestelijke zorgverlening als wetenschappelijke discipline (Bouwer 1998; Ter Borg 2000)? Dat laatste lijkt wellicht de meest logische keuze, maar op welke boom is die tak geënt? Voor de (voortgaande) discussie die hierover binnen de Vereniging van Geestelijk Verzorgers in Zorginstellingen (VGVZ) wordt gevoerd, verwijzen we naar het tijdschrift Geestelijke Verzorging, in het bijzonder naar het Extra Nummer dat aan de uitkomsten van het Trimbos Onderzoek werd gewijd (september 1998). G. Heitink (2000) pleit voor de ontwikkeling van een vakspecifiek kader vanuit de hermeneutiek. Deze term spreekt de moderne mens zeer aan, maar ook de hermeneutiek van de geestelijke verzorger zal ergens in geworteld moeten zijn, wil geestelijke verzorging niet fungeren als een soort Haarlemmerolie, probaat middel voor alle kwalen waar we overigens geen medicijn voor weten.
De redactie van Praktische Theologie zag in het bovenstaande voldoende aanleiding om een themanummer aan het ziekenhuispastoraat van deze tijd te wijden. Als titel kozen we: pastoraat als geestelijke verzorging in het moderne ziekenhuis. In deze titel is de hele probleemstelling, zoals hierboven geschetst, feitelijk gegeven. Wie de vele soorten vragen overziet die door dit thema worden opgeroepen, zal begrijpen dat we hier te maken hebben met een rijkelijk complex geheel. Als redactie hebben we dan ook een keuze moeten maken uit verschillende mogelijk te volgen routes. Wat ons vooral voor ogen stond, was een overzicht van de 'status quaestionis' rond enkele grote discussiepunten die momenteel de gemoederen in het ziekenhuispastoraat beroeren. Daar zijn vragen aan verbonden als: moeten we streven naar algehele integratie in het zorgaanbod of juist de vrijplaatsfunctie krachtiger onderbouwen en profileren? Moeten we de binding aan de denominaties (zoals de kerken) loslaten als zijnde van een voorbije tijd of juist nieuw leven inblazen? Waar is de moderne patiënt het meest mee gebaat? Bij wijze van leessleutel geven wij eerst een globaal overzicht over de inhoud per artikel in de hoop dat daarmee de gevolgde route helder wordt. Wij hebben afgezien van het schrijven van een terugblik op het geheel aan het eind van de bundel omdat we daarmee reflectie op reflectie zouden stapelen. Daarbij zou een 'laatste woord' ons in de verleiding kunnen brengen om het als meeschrijvende redactie met sommige auteurs meer eens te zijn dan met andere. Het oordeel over de ingenomen posities, die hier en daar diametraal tegenover elkaar staan, laten we graag aan de lezer zelf.
Deel I
Gerben Heitink (1.1) schetst in zijn openingsartikel de opkomst van de moderne pastor als zielzorger van de individuele mens. We hebben hier niet te maken met een archaïsche figuur die nog immer ronddwaalt op het toneel van de moderne samenleving, omdat hij niet in de gaten heeft dat de bel voor zijn laatste bedrijf reeds geklonken heeft, maar met een product van de moderniteit. Het zijn de differentiatie- en individualiseringsprocessen, zoals die zich in de samenleving vanaf het begin van de negentiende eeuw beginnen af te tekenen, die ervoor hebben gezorgd dat predikantschap en priesterschap zich ontwikkelden van 'geestelijke stand' met veel maatschappelijk aanzien naar (slechts) een 'beroepsgroep'. De vraag naar het eigene van de werksoort pastoraat en de opleiding daarvoor is hier niet meer dan het logische gevolg van. Inhoudelijk situeert hij de wortels van het ziekenhuispastoraat in de klassieke voorchristelijke cura animarum, de zorg voor de ziel. Dick Bakker (1.2) schrijft over het karakter van het moderne ziekenhuis. Dat karakter is niet eenvoudig weer te geven, want vertoont buitengewoon veel aspecten en kenmerken. Na een korte historische schets bepaalt hij de aandacht van de lezer bij de algehele vertechnisering van de moderne geneeskunde. Deze karaktertrek maakt dat het woord ziekenhuis beter vervangen kan worden door behandelcentrum. Een gasthuis is het al lang niet meer. Zorg komt eigenlijk pas ter sprake wanneer de techniek het laat afweten. Deze ontwikkeling (die hand in hand gaat met schaalvergroting, streven naar doelmatigheid, verkorting van opnameduur, dagverpleging, transmuralisering en juridisering) zou niet zorgelijk behoeven te zijn als elders in de samenleving voldoende zorgalternatieven voorhanden waren. Aangezien dat niet zo is, ziet hij (medisch directeur van het AMC) het belang van goede geestelijke verzorging alleen maar toenemen.
Deel II
Deel II begint met een artikel van Wim Rooijakkers (2.1) die zijn vertrekpunt kiest in de kanteling van de organisatiestructuur van het ziekenhuis (tweede helft jaren negentig). De betekenis daarvan vertaalt hij door naar de structurele plaats en functie van het pastoraat in deze context. Om te verhelderen om welke soort keuzemomenten het hier concreet gaat, geeft hij een exemplarische beschrijving van de Pastorale Dienst van het UMC-ST. Radboud, die niet voor niets Pastorale Dienst is blijven heten. De overwegingen die hebben geleid tot deze Nijmeegse keuze, worden toegelicht. Dick van der Wel en Jos Pieper (2.2) hebben gepeild hoe het feitelijk gesteld is met de (mate van) integratie van zeventien geestelijke verzorgers die in Utrechtse ziekenhuizen werkzaam zijn. De meesten van hen zijn pastor. Na een toelichting bij het theoretische kader dat de basis voor hun onderzoek vormde, geven zij de resultaten weer. Een van hun conclusies is dat hoe jonger de pastor, des te meer het ideaal van een zo volledig mogelijke integratie wordt nagestreefd. Corja Menken-Bekius (2.3) interviewde een aantal verpleegkundigen, artsen, psychologen en maatschappelijk werkers over hun visie op een 'geïntegreerd' zorgaanbod, waarbij de aandacht van de zorgverleners uitgaat naar de hele mens met zijn biologische, psychologische, sociale en existentiële dimensies. Welke bijdrage leveren zij vanuit hun eigen discipline daaraan (of zouden ze idealiter willen leveren) en hoe denken zij over nut en noodzaak van de geestelijke verzorging? En, last but not least, welke toekomst zien zij voor de ziekenhuispastor weggelegd? Wim Smeets (2.4) vroeg vijf deelnemers aan een cursus Geestelijke verzorging in organisatie en beleid om een verbatim mee te nemen van een willekeurig gekozen kennismakingsgesprek. Deze verbatims zijn integraal in zijn artikel opgenomen en van commentaar voorzien. Drie van de gesprekken werden door pastores gevoerd, één door een humanistisch raadsvrouw en één door een imam. Men zou ze kunnen lezen als een zoekplaatje: waar zitten de verschillen? Zijn die er wel? Zo heeft de auteur ze echter niet bekeken. Hij volgt in de bespreking een eigen route, waarmee hij indirect laat zien aan welk soort referentiekader hij zich zelf oriënteert.
Deel III
Dit deel opent met een reflectie op het bovenstaande door de voorzitter van de VGVZ (Ton Hanrath 3.1). Hij kiest zijn vertrekpunt in de bipolaire grondstructuur van geestelijke verzorging om daarna te constateren dat bij Heitink de wortels van pastoraat als geestelijke verzorging kennelijk niet liggen in de christelijke verbijzondering. Tevens stelt hij vast (via Van der Wel & Pieper) dat het ambtshalve karakter van deze zorg niet langer lijkt samen te vallen met de binding aan een bepaalde denominatie. Van hieruit onderneemt hij een poging om de bipolaire structuur te overstijgen met behulp van een driedimensionaal model, waarmee de beroepsidentiteit van de geestelijk verzorger in kaart gebracht kan worden. Johan Bouwer (3.2) schrijft vanuit de geestelijke verzorging als zelfstandige wetenschappelijke discipline. Hij heeft daar een interessant beeld bij. Zoals de praktische theologie zich heeft moeten ontworstelen aan het imago slechts een 'toepassingswetenschap' te zijn, zo zal ook deze nieuwe wetenschap zich moeten emanciperen door zich met een vergelijkbare zelfverzekerdheid los te vechten uit de symbiotische relatie die zij met haar moeder de praktische theologie onderhoudt. De dochter gaat op kamers wonen. (De redactie van het tijdschrift van de moeder belooft dat ze deze dochter met belangstelling zal blijven volgen.) Voor de geestelijk verzorgers betekent dit, aldus Bouwer, dat zij zich moeten losmaken van het kerkelijke pastoraat. Anton Houtepen (3.3) is gevraagd om te schrijven vanuit de systematische theologie. Zijn uitgangspunt staat lijnrecht tegenover dat van de vorige auteur. Hij zegt het netjes, maar verbaast zich enigszins over de geringe plaats die wordt toegekend aan het Godsgeloof als basis van humanitaire zorg. Gelovige pastores, die zich gesteund weten door een geloofsgemeenschap waar zij deel van uitmaken, zullen niet aarzelen om in het ziekenhuis God ter sprake te brengen, zich met gelovige patiënten tot God te wenden en het Godsgeloof ook publiek aan de orde te stellen als appèl aan de menselijkheid. Deze basis vindt hij weinig terug, niet in het veld (voor zover hij dat kent), maar ook niet in de delen I en II van dit themanummer. Zijn concept voor het pastoraat als geestelijke verzorging is geworteld in de diaconale opdracht tot zorg aan mensen in nood, waarmee hij aan de ambtshalve kwaliteit een inhoudelijk invulling geeft die de binding aan een bepaalde denominatie overstijgt. Als laatste reflecteert Tjeu van Knippenberg (3.4.) op het thema van deze bundel vanuit een praktisch-theologisch perspectief. Hij begint met het woord perspectief zelf. De arts praat met een terminaal zieke over hetzelfde, maar elk vanuit een zeer verschillend perspectief. Wat is ervoor nodig om sprekend met elkaar vanuit verschillende perspectieven goede communicatie tot stand te brengen? Welke motieven spelen in zulke communicatie een rol? De vraag die hij aan de orde stelt is hoe pastores de oriëntatie die hen leidt bij hun waarnemen en handelen helder kunnen krijgen in relatie met al die andere perspectieven die in een ziekenhuis aanwezig zijn. In zijn betoog zoekt hij een weg tussen de polen ambtelijke binding en professionele hulpverlening, integratie en vrijplaats. Wat zeggen deze polariteiten eigenlijk over de plaats van de pastor in het ziekenhuis? Via de begrippen ruimte en tijd stelt hij dat pastores in hun concrete werk gebonden en zichzelf verbinden met gebeurtenissen die hier en nu overstijgen. Deze zijn gecentreerd in Jezus Christus en in de gemeenten die de gedachtenis aan hem levend houdt.
Met dit laatste wordt een verbinding gelegd tussen het werk van de ziekenhuispastor en dat van de gemeentepastor. In de praktijk lijken deze twee steeds minder met elkaar van doen te hebben. Toch is dat maar in beperkte zin waar. Onderzoeken hebben uitgewezen dat in het gemeentepastoraat ziekte, overlijden en rouw het hoogst scoren als probleemvelden waar de pastor dagelijks mee geconfronteerd wordt. Hoe korter de mensen in het ziekenhuis verblijven, des te groter wordt de behoefte aan opvang buiten de instelling. Het is zeer belangrijk dat zieke mensen mensen vinden en plekken waar hun existentiële vragen worden gehoord en verstaan. Inzicht in wat in het moderne ziekenhuis gaande is zal ook de gemeentepastor helpen bij het nadenken over de vraag welke taak hier voor de gemeente in de huidige samenleving ligt.
We beseffen dat in dit themanummer vele zaken onaangeroerd zijn gebleven. Om maar drie grote thema's te noemen: de medische ethiek in relatie tot het pastoraat wordt niet besproken, evenals de interreligieuze dialoog. Ook de opleiding tot geestelijk verzorger (variant pastor) blijft buiten beschouwing. Deze onderwerpen lijken ons van zulk eminent belang dat zij aparte behandeling verdienen. Ondanks deze beperking hopen we u in deze bundel voldoende stof tot nadenken aan te reiken.
INLEIDING
Corja Menken-Bekius, Wim Rooijakkers & Wim Smeets, Inleiding (349)
DEEL I
Gerben Heitink, De opkomst van de moderne pastor (356)
Dick Bakker, Het algemene ziekenhuis van onze tijd (365)
DEEL II
Wim Rooijakkers, De plaats van het pastoraat als geestelijke verzorging in de organisatie en het beleid van het algemeen ziekenhuis (375)
Dick van der Wel & Jos Pieper, De geestelijk verzorger aan de zijlijn? De integratie van de geestelijk verzorger in het algemeen ziekenhuis (392)
Corja Menken-Bekius, 'Ik denk dat mensen iets zoeken...' (408)
Wim Smeets, Kennismakingsgesprekken van geestelijk verzorgers in een algemeen ziekenhuis (420)
DEEL III
Ton Hanrath, Geestelijke verzorging in het hart van de zorg! De professionele identiteit van de geestelijk verzorger in een veranderende context (444)
Johan Bouwer, Geestelijke zorgverlening tussen esoterie en exoterie (455)
Anton Houtepen, God in het ziekenhuis (466)
Tjeu van Knippenberg, Pastoraat tussen godsdienst en gezondheid (480)
Medewerkers aan dit nummer (488):
Borg, M.B. ter. (2000). Waarom Geestelijke Verzorging? Zingeving en geestelijke verzorging in de moderne maatschappij. Nijmegen: KSGV.
Bouwer, J. (1998). Grondslagen van geestelijke zorgverlening als wetenschappelijke discipline. Zeist: CVZ.
Heitink, G. (2000). De geestelijke verzorger als hermeneut. In: Tijdschrift Geestelijke Verzorging jg. 4, 21-29
Loo, D. van der, L. Jabaaij & I. Goudriaan. (1998). De geestelijke verzorger in het algemeen ziekenhuis. Een praktijkstudie naar functie-uitvoering van geestelijk verzorgers en waardering daarvan door patiënten. Utrecht: Trimbos Instituut.
Rooijakkers, W., H. Siemerink & T. de Jong (red.). (1994). Pastoraat in instellingen. Themanummer Praktische Theologie jg. 21/2.
Roy, A. de, D. Oenema, L. Neijmeijer & G. Hutschemaekers. (1997). Beroep: geestelijk verzorger. Een verkennend onderzoek naar persoon, werk en werkplek van geestelijk verzorgers in de gezondheidszorg. Utrecht: Trimbos Instituut.
Medewerkers aan dit nummer
Bakker, dr. D.J., chirurg n.p., medisch directeur Academisch Medisch Centrum/Universiteit van Amsterdam, Meibergdreef 9, 1105 AZ Amsterdam-Zuidoost ()
Bouwer, prof. dr. J., pastor in ziekenhuis 'Gelderse Vallei' en bijzonder hoogleraar vraagstukken geestelijke verzorging in zorginstellingen vanwege de CVZ aan de RU te Groningen, Klinkenbergenweg 68, 8711 ML Ede ()
Hanrath, drs. A.C.H., geestelijk verzorger, hoofd Dienst Geestelijke Verzorging, voorzitter Vereniging van Geestelijk Verzorgers in Zorginstellingen, Postbus 1350, 5620 ZA Eindhoven ()
Heitink, prof. dr. G., hoogleraar praktische theologie aan de VU-Amsterdam, M.H. Tromplaan 29, 2121 XD Bennebroek ()
Houtepen, prof. dr. A., directeur van het Interuniversitair Instituut voor Missiologie en Oecumenica te Utrecht en hoogleraar Oecumenica aan de RU- Utrecht, Louis Saalbornlaan 5, 3584 GA Utrecht ()
Knippenberg, prof. dr. M.P.J. van, hoogleraar praktische theologie aan de Theologische Faculteit Tilburg, Bredaseweg 286, 5038 NN Tilburg ()
Menken-Bekius, dr. C.J., universitair docent pastorale psychologie aan de Faculteit der Godgeleerdheid van de Universiteit utrecht en pastoraal supervisor, Oude Arnhemseweg 315, 3705 BG Zeist ()
Pieper, dr. J.Z.T., universitair docent psychologie aan de RU-Utrecht, Grote Gats 8, 6451 CN Onderbanken ()
Rooijakkers, drs. W.M., voorheen pastor en supervisor aan het KPV-Centrum van het UMC St. Radboud in Nijmegen, Dingostraat 94, 6531 PE Nijmegen ()
Smeets, drs. W., supervisor Klinische Pastorale Vorming en pastor aan het UMC St. Radboud in Nijmegen, wetenschappelijk medewerker afdeling empirische praktische theologie aan de Faculteit Theologie van de KU-Nijmegen, Postbus 9101, 6500 HB Nijmegen ()
Wel, drs. D.M., hervormd predikant in Zeist, Brugakker 6337, 3704 RG Zeist ()
2000/3
Cor Arends, 'Gelooft u in de here Jezus, pastor?' De christologie van H.M. Kuitert in contextueel perspectief gelezen. (251)
Alexander Veerman, Waar hebben mensen die slachtoffer zijn geworden van seksueel geweld behoefte aan? (266)
Herman Noordegraaf, Van bedeling naar gerechtigheid. Ontwikkelingen in het diaconaat na de invoering van de Algemene Bijstandswet (280)
Kick Bras, De spiritualiteit van de pastor (302)
Evert Jonker, Over morele en godsdienstige vorming in een plurale context. Literatuurbericht godsdienstpedagogiek, godsdienstdidactiek en catechetiek (314)
2000/2 De lerende enkeling en de lerende gemeente
Editieredactie: Monique van Dijk-Groeneboer, Jan Hendriks & Evert Jonker
De lerende enkeling en de lerende gemeente
Het begrip leren wordt veel gebruikt en als wij het goed zien in nogal verschillende betekenissen. Het begrip speelt uiteraard een grote rol in de praktijk van de godsdienstige vorming en in de godsdienstpedagogiek en catechetiek, onder andere in de vorm van leertheorieën en gedachten omtrent verandering, groei en zelfontplooiing. In meer omvattende en fundamentele zin wordt de gemeente wel aangeduid als leergemeenschap of leerlinggemeenschap of wordt er gesproken van 'Gemeindepädagogik'. In de moderne educatie valt een sterke nadruk op de eigen verantwoordelijkheid van de leerling voor het verwerven van kennis en inzicht en op participatie.
Het begrip leren wordt in toenemende mate ook gebruikt in gemeenteopbouw, vooral in de woordcombinatie 'lerende kerk', een woord dat analogie vertoont met de term 'lerende organisatie'. De termen 'gemeente als leergemeenschap' en 'de lerende gemeente' lijken bedrieglijk veel op elkaar, maar verschillen toch fundamenteel van elkaar. Dat begrip staat binnen de kerk niet tegenover de biddende of dienende gemeente, maar tegenover de belerende kerk. In moderne managementtheorieën is een dubbele benadering te onderkennen. Enerzijds wordt in het zogenaamde competentiemanagement benadrukt dat de leiding individuele medewerkers stimuleert om zelf verantwoordelijkheid te nemen voor de ontwikkeling van kennis en vaardigheden. Anderzijds komt in het concept van de lerende organisatie naar voren dat een organisatie lerend kan worden, vooral wanneer een probleem of een crisis moet worden aangepakt. Wellicht bieden beide theorieën verheldering voor gemeenteopbouw.
Behalve bij godsdienstige opvoeding, catechese en gemeenteopbouw kan er ook van leren sprake zijn op de andere handelingsvelden waarop de praktische theologie zich richt. Zo kan het pastorale gesprek ook leeraspecten hebben als het wordt opgevat als mensen helpen hun situatie te leren verstaan in het licht en de lijn van het evangelie. En ook de gewone kerkdienst kan aspecten van leren in zich bergen.
Vaak wordt de leertheorie in meer algemene zin benut om te kunnen wijzen op de rol van het lerende subject, op leren leren, op leren als gedragsverandering, op het leven als een blijvend leerproces en op het leiderschap dat de lerende gemeente moet stimuleren om het eigen leerproces ter hand te nemen.
Het lijkt ons spannend na te gaan op welke wijze leren, in de zin van een proces dat in interactie met een zaak leidt tot verandering, verband kan houden met de verschillende handelingsvelden in de gemeente en wat dat betekent voor de rol van de pastor, de gemeente en de inhoud van leren (zaak). Kunnen begrippen als leren, leerproces, leerweerstanden een bijdrage leveren aan een omvattende visie op het leven en geloven van de gemeente en op de rol van de pastor? Helpt dit perspectief van leren pastores aan een integrerende visie?
Doel en vraagstelling
Tegen de zojuist geschetste achtergrond is onze eerste doelstelling terreinverkenning en begripsverheldering. Daarnaast moet het themanummer pastores helpen een visie op het leren in de gemeente, maar ook het leren als gemeente te ontwikkelen. Hopelijk geeft deze kijk een verrassende mogelijkheid om de werkvelden waar te nemen, te beoordelen en wellicht te doen veranderen. De vraagstelling, die in de vier delen van dit nummer aan bod komt, luidt aldus:
1.1 Op welke handelingsvelden komt de pastor in aanraking met 'leren'? En welke betekenis heeft het leren daar?
2.2 Hoe komen op deze handelingsvelden de interacties tussen inhoud (zaak), leiderschap en gemeente tot uitdrukking? Anders gezegd, op welke wijze wordt recht gedaan aan elk van de factoren? Worden bijvoorbeeld traditie (zaak) en de ervaring van de gemeente tegen elkaar uitgespeeld?
3.3 Welke condities moeten voor leren worden vervuld? In het bijzonder: welke eisen stelt dit aan de pastor, de afzonderlijke gemeenteleden en de gemeente? En zijn ze te verwerkelijken? En hoe kan daaraan worden gewerkt?
I Basis
Het eerste artikel verheldert vanuit onderwijskundig perspectief wat leren is, ook komt het begrip lerende organisatie ter sprake. Visies op leren uit de moderne onderwijskunde, worden als een appèl aan de gemeente verstaan en als zodanig uitgewerkt (Jonker). Het interview met Van Knippenberg onder de titel 'De ziel onderwijst, het zelf leert' handelt over een antropologische en theologische visie op leren. Dan volgt 'Laat u geen meester noemen'. Dat artikel geeft een praktisch-theologische benadering van leren met het oog op de verschillende handelingsvelden van diaconaat, pastoraat, liturgie en catechese en op de lerende gemeente als centraal begrip in de gemeenteopbouw. De didactische driehoek dient als kijkraster en richt de aandacht op het lerende subject, de begeleider, de inhoud en de gemeente (Hendriks & Jonker). In de ontstaansgeschiedenis van dit themanummer zijn deze artikelen het laatst geschreven. Achteraf vinden we het jammer dat met name het eerste artikel niet als uitgangspunt heeft kunnen dienen voor de verdere uitwerking van het thema.
II Interviews
In drie interviews vragen we waar en in hoeverre bij pastores in een gemeente of parochie leren een rol speelt en wat dat van hen vraagt. We lopen daarbij de verschillende handelingsvelden langs. We vragen naar het aandeel van de lerende, de begeleider, de inhoud en zijn ook op zoek naar weerstanden. Ook vragen we naar een omvattend concept. De interviews bewegen zich in het krachtenveld van de vraagstelling. We spraken met Marlies Roelofs, werkzaam in een grote stad en met Teunard van der Linden en met Mathilde de Graaff, pastores in een dorp.
III Leren op vijf handelingsvelden
In de volgende artikelen staan reacties op de interviews centraal. Specialisten geven daarbij aan hoe op hun vakgebied leren een rol speelt en beantwoorden de vragen van de vraagstelling in verbinding met de interviews. Het zijn reflecties vanuit de invalshoek van het diaconaat (Noordegraaf), vanuit de invalshoek van het pastoraat (Ganzevoort), vanuit het perspectief van liturgie en kerkdienst (Siemerink), vanuit het werkveld van catechese met kinderen, jongeren en volwassenen (De Zwart) en vanuit het perspectief van gemeenteopbouw (Hornikx).
IV Drie reflecties
Leren als vernieuwing van de mens en als beoogde informatieverwerking stelt in de gemeente eisen aan het individuele gemeentelid, de pastor en de gemeente als organisatie.
De interviews en de reflecties daarop vanuit de vijf werkvelden zijn aan drie auteurs bezorgd, die met een specifieke vraag voor ogen hun verhaal doen. Op het probleem wat leren vraagt van het individuele gemeentelid gaat Alma in. Heitink beantwoordt de vraag wat leren van het geestelijk leiderschap van de pastor. Van Dijk-Groeneboer en Weverbergh bezinnen zich op de vraag wat leren van de gemeente als organisatie vergt.
INLEIDING
Monique van Dijk-Groeneboer,
Jan Hendriks & Evert Jonker, De lerende enkeling en de lerende gemeente. Ter inleiding (105)
DEEL I - BASIS
Evert Jonker, Leren en onderwijzen, een onderwijskundig perspectief (109)
Evert Jonker, De ziel onderwijst, het zelf leert. Interview met Tjeu van Knippenberg over leren (129)
Jan Hendriks & Evert Jonker, 'Laat u geen meester noemen.' Een praktisch-theologische benadering van het leren als enkeling en het leren als gemeente (135)
DEEL II - INTERVIEWS MET PASTORES
Jan Hendriks, Interview met dominee Mathilde de Graaff, pastor in Bant (157)
Evert Jonker, Interview met dominee Teunard van der Linden, pastor in Rijnsaterswoude (165)
Monique van Dijk-Groeneboer, Interview met pastor Marlies Roelofs, pastor in Leiden (174)
DEEL III - LEREN OP VIJF HANDELINGSVELDEN
R. Ruard Ganzevoort, Pastoraat als leerproces? Reflectie op de interviews (183)
Herman Noordegraaf, Kijken vanuit het diaconaat: het 'verwijden' van het subject (187)
Ingrid de Zwart, Reflecties van een catechete (192)
Hans Siemerink, Liturgie en de lerende gemeente (197)
René Hornikx, Als een kerkelijke gemeente niet leert, verdwijnt ze! Een benadering van leren in de kerk van het kerkelijk opbouwwerk (201)
DEEL IV - REFLECTIES
Hans A. Alma, Individuele mogelijkheden en collectieve intentie (211)
Gerben Heitink, Pastor in een lerende gemeente (223)
Monique van Dijk-Groeneboer & Roger Weverbergh, De structuur van een lerende gemeente (231)
Lijst van medewerkers (247): Medewerkers aan dit nummer
Alma, mw. dr. H.A., universitair docent godsdienstpsychologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam, universitair docent pastorale psychologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam en aan de Rijksuniversiteit Utrecht, Titiaanstraat 25II, 1077 RE Amsterdam
Dijk-Groeneboer, mw. dr. M.C.H. van, universitair docent godsdienstsociologie aan de Katholieke Theologische Universiteit in Utrecht, Florence Nightingalestraat 206, 2286 JT Rijswijk ()
Ganzevoort, dr. R.R., universitair docent praktische theologie aan de Theologische Universiteit Kampen, Postbus 5021, 8260 GA Kampen ()
Graaff, mw. drs. M. de, gereformeerd predikante, De Geer 36, 8314 AN Bant
Heitink, dr. G., hoogleraar praktische theologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam, M.H. Tromplaan 29, 2121 XD Bennebroek ()
Hendriks, dr. J., tot voor kort universitair hoofddocent gemeenteopbouw aan de VU-Amsterdam, Secretaris Kuitstraat 3, 6861 BA Oosterbeek ()
Hornikx, R.H.J. Lic., werkzaam bij het Regiovicariaat van het bisdom 's-Hertogenbosch, Platteelstraat 18, 5504 GW Veldhoven
Jonker, dr. E.R., universitair docent catechetiek aan de Rijksuniversiteit Utrecht, Lochemseweg 42, 7214 RK Epse ()
Knippenberg, dr. M.P.J. van, hoogleraar praktische theologie aan de Theologische Faculteit Tilburg, Bredaseweg 286, 5038 NN Tilburg ()
Linden, drs. T.G. van der, hervormd predikant, Herenweg 20, 2465 AC Rijnsaterswoude ()
Noordegraaf, dr. H., als postdoc onderzoeker verbonden aan de Theologische Faculteit te Utrecht, Plein Eendragt 13, 3111 AR Schiedam ()
Roelofs, mw. drs. M., r.-k. pastoraal werkster, Wilgendreef 22, 2272 EW Voorburg
Siemerink, dr. J.A.M., universitair docent praktische theologie aan de Faculteit Theologie van de KU-Nijmegen, Brunelstraat 1, 6641 AL Beuningen ()
Weverbergh, dr. R., priester van het Vlaamse bisdom Gent en universitair docent praktische theologie aan de KTU,, Amersfoortseweg 10, 3705 GJ Zeist
Zwart, mw. dr. I. de, hervormd predikant, docente catechetiek aan de Universiteit van Amsterdam en aan het Catechetisch Centrum in Kampen, Adm. Helfrichlaan 56, 6952 GJ Dieren
2000/1
Gerard Lukken, Het nieuwe Dienstboek van de Samen op Weg-kerken. Een onvervangbare weg voor de oecumene (3)
Ernest Henau, De Nieuwe Bijbelvertaling als voorleestekst (24)
Anke Hoenkamp-Bisschops, De toekomst van de kerken, kerkopbouw en wat de kerken kunnen leren van vormings- en bezinningscentra (35)
Hessel Zondag & Hans Schilderman, Roeping: motivatie en religieuze oriëntatie (48)
Bas van Iersel †, Leerstoel en preekstoel. Een voorlopige verkenning over de verhouding tussen wetenschappelijke exegese en verkondiging (72)
Tjeu van Knippenberg, Verkenningen in de poimeniek (86)