2001/4
Artikelencluster
Beelden van Jezus in de bijbelwetenschap en in de kunst - consequenties voor de prediking (415-456) Preken over Jezus, dat is het onderwerp van het artikelencluster waarmee we deze editie openen. Achter de kerkelijke dogmatiek en achter de vrome getuigenissen van de evangeliën zoeken moderne mensen naar de historische figuur van de mens Jezus. Wat echt gebeurd is, is voor ons pas werkelijk en waardevol. Deze fascinatie voor de historische gestalte van Jezus is niet nieuw. Anne Marijke Spijkerboer laat in haar artikel 'Jezus in de beeldende kunst' zien hoe deze belangstelling aanwezig is in de schilderkunst sinds de Renaissance en Maarten Menken toont ons in zijn bijdrage 'Onderzoek naar de historische Jezus' de historische zoektocht naar de mens Jezus in het Nieuwe Testament sinds de Verlichting. Omdat er recent in onze contreien sprake was van een hernieuwde aandacht voor persoon en betekenis van Jezus - onder andere gemarkeerd door boeken van H. Kuitert en C. den Heyer, en door de bijzondere interesse voor 'Jezus in de kunst' - heeft de redactie in een artikelencluster de volgende vraag aan de orde gesteld: welke consequenties zijn er voor het preken over Jezus te verbinden aan de beelden van Jezus zoals ons die getoond worden in de bijbelwetenschap en in de kunst? De al genoemde artikelen van Maarten Menken en Anne Marijke Spijkerboer vormen voor Gijs Dingemans de aanleiding voor een afsluitende reflectie over de vraag: wat ben je eigenlijk aan het doen of wat zou je moeten doen als je over Jezus preekt?
Maarten Menken, Onderzoek naar de historische Jezus. Een beknopt overzicht. (415-429)
Anne Marijke Spijkerboer, Jezus in de beeldende kunst. Van Mantegna tot Bacon (430-443)
Gijs Dingemans, Preken over Jezus (444-456)
Overige artikelen
Albert K. Ploeger, De plaats en gestalte van het protestantse ritueel in onze cultuur (457-480) Lukkens Rituelen in overvloed vraagt om een protestants liturgiewetenschappelijk antwoord. Als praktisch-theoloog bespreekt de auteur een voorvraag: is het mogelijk om aan te geven of, en zo ja, op welke wijze, een bepaald ritueel passend is in een protestantse gemeente? De auteur meent dat Lukkens suggesties in dit opzicht niet geheel bevredigend zijn voor protestanten, hetgeen mede samenhangt met zijn theoretische basis voor een theorie van rituelen. Lukken stelt dat er een kloof is tussen - wat hij noemt - discursieve en presentatieve symboliek. Dat is slechts ten dele waar: men kan beter van representatieve symboliek spreken en deze heeft meestal een discursieve component. Dan kan men, door te letten op de context, de kloof overbruggen en ritueel en uitleg van Gods Woord op elkaar betrekken. De auteur doet suggesties voor een protestantse leer van de rituelen.
Sake Stoppels, Diaconie: een literatuuroverzicht (481-502)
Joep de Hart, Kroniek van de godsdienstsociologie. Bespreking van recente godsdienstsociologische publicaties (503-520)
Lijst van medewerkers
Dingemans, dr. G.D.J., emeritus hoogleraar praktische theologie namens de Hervormde Kerk aan de Rijks Universiteit Groningen, Beuckemaborg 15, 9722 WB Groningen ()
Hart, J.J.M. de, onderzoeker bij het Sociaal en Cultureel Planbureau, Aïdaschouw 63, 2726 JZ Zoetermeer ()
Menken, dr. M.J.J., hoogleraar Nieuwe Testament aan de Katholieke Theologische Universiteit Utrecht, Oude Arnhemseweg 315, 3705 BG Zeist ()
Ploeger, dr. A.K., hoogleraar godsdienstpedagogiek en praktische theologie aan de RU Groningen, Steggerdaweg 39, 8395 PJ Steggerda ()
Spijkerboer, mw. dr. A.M., rector van het SOW Theologisch Seminarium Hydepark, Austerlitzseweg 43, 3941 WJ Doorn ()
Stoppels, dr. S., universitair docent gemeenteopbouw en diaconiek aan de VU Amsterdam, Delflandstraat 87, 2631 HB Nootdorp ()
2001/3
Artikelencluster: De kerk en stille tochten tegen geweld
Corja Menken-Bekius, De kerk en stille tochten tegen geweld.
Leon Bal & Monique van Dijk-Groeneboer, Praktisch-theologische overwegingen bij een nieuw ritueel
Leon Bal, Monique van Dijk-Groeneboer & Corja Menken-Bekius, De stille tocht van Gorinchem. Een sociologische analyse
Corja Menken-Bekius, Leon Bal, Monique van Dijk-Groeneboer, De beleving van de stille tocht van Gorinchem. Pastoraal-theologische overwegingen
Artikelencluster: Ronwbegeleiding
Tjeu van Knippenberg, Rouwbegeleiding: de relig'teuze dimensie
Piet van den Akker,Rouwverwerkingsgroepen in de rooms-katholieke geloofsgemeenschap
Overige artikelen
Menno Zandbergen, Pastoraat via internet
Nanne Haspels, Keuze voor klein
Hanneke Meulink-Korf, Kracht en kruis
Gerrit Intmink, In gesprek met de 'New Homiletic'. Literatuurbericht homiletiek
Gerrit Iminink, Overige recente homiletische literatuur. Literatuurbericht homiletiek (vervolg)
Rinze Houtsma, In memoriam: prof. dr. Heije Faber. Nestor en initiator van de Klinische Pastorale Vorming
Als opening van deze editie een artikelencluster over stille tochten tegen geweld. In een drietal bijdragen - van de hand van Corja Menken-Bekius, Leon Bal en Monique van Dijk-Groeneboer -gaat het over de vraag wat de betekenis is van dergelijke tochten en wat daarbij de rol kan zijn van de kerk en de plaatselijke pastor. De beantwoording van de deze vraag vindt - nadat is vastgesteld dat stille tochten zich hebben ontwikkeld tot een eigentijds collectief ritueel - piaats aan de hand van een analyse van de gebeurtenissen in Gorinchem (schietpartij bij cafe Bacchus). Na een beschrijving en een sociologische analyse van die gebeurtenissen, komen ook de belevingen van individuele deelnemers in beeld. Op basis daarvan komen de auteurs tot praktisch-theologische overwegingen en suggesties die te situeren zijn in het grens-gebied van liturgie en pastoraat.
Een tweede artikelencluster is gewijd aan rouwverwerkingsgroepen en aan de religieuze dimensie van rouwbegeleiding. In een rouwverwerkingsgroep komen mensen bij elkaar met als doel wederzijds steun en hulp te bieden in de verwerking van het overlijden van een persoon met wie men een betekenisvolle relatie onderhield. De schrijver van het eerste artikel - Piet van den Akker - gaat eerst na in hoeverre het verschijnsel van de rouwverwerking in groepsverband binnen de rooms-katholieke geloofsgemeenschap verbreiding heeft gevonden. Een tweede onderwerp betreft de wijze van functioneren van rouwverwerkingsgroepen: wat willen ze en hoe zijn ze opgezet? Ook de ervaringen van degenen die als nabestaanden aan een rouwverwerkingsgroep hebben deelgenomen komen aan de orde. In een afsluitende paragraaf wordt in meer beschouwende zin ingegaan op enkele kernthema's van de rouwbegeleiding. Het tweede artikel biedt nadere reflecties over de religieuze dimensie in rouwbegeleiding. De auteur, Tjeu van Knippenberg, sluit aan bij de conclusie uit het voorgaande artikel dat er een grote verlegenheid aanwezig is in het spreken over zin en geloof met iemand die zojuist het eigen centrum van levenszin is kwijtgeraakt. Eerst bespreekt hij daarom wat er gebeurt met het levensverhaal van iemand die een zwaar verlies lijdt. Vervolgens kijkt hij naar de wendingen in het levensverhaal vanuit drie perspectieven: vanuit een sociaal-psychologisch perspectief, vanuit het perspectief van de zingeving en vanuit het perspectief van de religie.
Pastorale zorg via internet: welke eigen kenmerken en functies zijn ermee verbonden en welke ethische vragen zijn er bij te stellen? Deze vragen komen aan de orde in een artikel dat gebaseerd is op de doctoraalscriptie van de auteur: Menno Zandbergen. Achtereenvolgens gaat het over de communicatieve aspecten, de inhoudelijke kenmerken en de functies van internetpastoraat. De observaties en conclusies van de auteur zijn gebaseerd op de analyse van 111 websites en 298 e-mailberichten. In het kader van de ethische doordenking van internetpastoraat staat de schrijver niet alleen stil bij een wenselijke gedragscode, maar noemt hij ook dilemma's rond privacy en rond de vraag wie verantwoordelijk is voor het pastorale contact.
De centrale vraag in het daaropvolgende artikel, geschreven door Nanne Haspels, is welke toekomstkansen kleine protestantse kerken hebben naast (buiten) het grotere Samen op Weg-verband. De beantwoording geschiedt op basis van een onderzoek onder met name toetreders in de Remonstrantse Broederschap. Dit vanouds vrijzinnig kerkgenootschap biedt plaats aan moderns, mondige, geïndividualiseerde mensen. Telkens wanneer in de grotere kerken de teugels worden strakgetrokken, blijken mensen in bijvoorbeeld de Remonstrantse Broederschap een vrijplaats van geloven te vinden.
In de rubriek 'Boek' besteedt Hanneke Meulink-Korf op ons verzoek aandacht aan het boek van Riet Bons-Storm Kracht en kruis. Pastoraat met oudere vrouwen.
Van de hand van Gerrit Immink volgt dan het literatuurbericht homiletiek, dat in twee delen uiteenvalt. In een eerste deel aandacht voor recente ontwikkelingen in de Amerikaanse homiletiek tegen de achtergrond van het paradigma van de 'New Homiletics'; het tweede deel is gereserveerd voor 'overige' homiletische literatuur.
Tot slot een bijdrage van Rinze Houtsma: een in memoriam voor Heije Faber, waarin aandacht voor diens betekenis voor de Klinische Pastorale Vorming in Nederland.
2001/2 Theologische theorie en praktische vorming
Redactie: Alma Lanser-van der Velde, Dick Tieleman & Evert Jonker
'En behalve (een) kostbare verzameling van leerredenen, bezat ik een dito van schetsen, die ik bijna nog hoger achtte, de zuur gewonnen vrucht van het schetsencoilege. Dat schetsencoilege, o als ik er nog aan denk, welk een arbeid het mij gekost heeft! Wat waren die schetsen netjes. Al de delen en onderdelen konden uit elkander warden genomen en weer in elkaar gezet, als een kinder-legspel... En wanneer dan de goede professor verscheen, al hadden wij er lange winteravonden met vereende krachten aan gearbeid, dan moest er toch altijd de schaaf nog eens opgezet... Wanneer ik nu deze kostbare, gepolijste schetsen in handen krijg, dan schijnen ze mij schaduwen zonder wezen, mathematische figuren zander lichaam, geraamten die nimmer geleefd hebben...'
Koetsveld, C. E. van. (1978). Schetsen uit de pastorie te Mastland (1843). Wageningen. pp. 43 v.
In deze herkenbare ervaring gaat het over het maken van preek-schetsen, die kennelijk rond 1840 van de academie werden meegenomen naar de eerste gemeente. Van Koetsveld vat zijn probleem beknopt samen: 'onze hogescholen zijn wel geschikt om godgeleerden te vormen, maar leraars vormen ze niet' (44). Het is komisch te lezen hoe hij in de pastorie worstelt om het geleerde voorbereidingsschema in praktijk te brengen. De gemeente blijkt een goede en harde leerschool te zijn voor zijn wijze van preken. Zo doende wordt uit 'de theologant en retor een dorpspredikant geboren' (46). Daarmee valt voor hem dc theologie niet weg, maar 'het is niet genoeg dat de predikant ingenomen is met de zaak waarvan hij spreekt; hij moet ook gehecht zijn aan de mensen, waartoe hij spreekt. Hoc zijn die mensen? Waartoe komen ze? Hoe horen ze ons?' (47v.).
Ook al is het voorbeeld van preken typisch protestants, ver-zuchtingen over het onpraktische van de theologiestudie klinken de eeuwen door. Van Koetsveld beseft dat de scholing ook in de pastorie doorgaat. Hij onderscheidt - met moderne termen gezegd - tussen dc theologische theorie (leerredenen), de praktische vorming in een preekschetscollege en de leerschool van de praktijk. En passant geeft hij een visie op de predikant die bemiddelt tussen de zaak en de hoorders. Daarmee raakt hij aan de ingrediënten van ons themanummer, waarin de rol van de theologische theorie in de praktische vorming wordt verkend.
Bij praktische vorming denken we aan dat onderdeel van de theologiestudie, waarin de praktijk in de vorm van stages, supervisie, trainingen en praktische oefeningen in het vizier komt. We hebben het over een vorm van 'learning by doing', die de attitude van de pastor versterkt, gericht is op vaardigheden en werkt met kennis en inzicht. Onder theologische theorie verstaan we een samenhangend geheel van uitspraken, die in het spanningsveld tussen enerzijds de wereld van bijbel en traditie en anderzijds de wereld van nu zijn ontstaan en verwoord. Het theologische karakter van de theorie houdt in dat in de samenhangende beschouwing de wereld wordt bezien in relatie tot God. Aangezien we van doen hebben met christelijke theologie, zijn de herinnering en verwachting die in de theologische theorie zijn gearticuleerd fundamenteel en historisch verbonden met het Exodusgebeuren en het leven, het sterven en de opstanding van Jezus Christus. Op het veld van de praktische vorming werken theologische theorie en de praktijk op elkaar in. We hopen dat de bijdragen laten zien dat in de praktische vorming de theologische theorie in actu een rol speelt.
De overkoepelende vraagstelling van dit themanummer luidt: welke rol speelt theologische kennis in de praktische vorming van de pastor? Om deze vraag te kunnen beantwoorden, hebben we enkele opleiders gevraagd voor ons op te schrijven hoe in de door hen begeleide praktische oefeningen, training, supervisie of nascholing de relatie tussen inhoud en praktijk gestalte krijgt. We hopen dat we langs deze weg ook meer inzicht krijgen in de visie van de auteurs op de relatie tussen theorie en praktijk, die schuilgaat in deze (beschrijving van) praktische oefeningen, supervisie, training en nascholing. Deze vraag, zo blijkt uit de bijdragen, is gecompliceerder dan we tijdens de voorbereiding reeds bevroedden. Dat komt mede doordat in de beantwoording van de vraag andere dimensies niet buiten beschouwing konden blijven, zoals de veronderstelde leertheorie, het beroepsbeeld van de pastor en spirituele en persoonsvormen.de aspecten.
Onze aanpak is exemplarisch. We beperken ons tot praktische vorming in een universitaire setting en tot nascholing op Hydepark jn de Klinische Pastorale Vorming en de Pastoraal Psychologische Leergang. Uiteraard gaat onze probleemstelling ook op voor HBO-instellingen en voor andere nascholingsmogelijkheden zoals de cursus contextueel pastoraat. We hebben de praktische vorming niet of nauwelijks in relatie gebracht tot het onderwijs in de andere vakken van de theologische encyclopedie en evenmin verbonden met de vernieuwingen die op stapel staan met de invoering van het bachelors en masters. Ons tijdschrift besteedde eerder aandacht aan de professionaliteit van de pastor, zoals in het themanummer De pastor als theoloog. Over de betekenis van theologische theorie voor het pastoraal handeten (1998/3). We verwijzen verder alleen nog naar de discussie tussen Zondag en Schilderman over de bekwaamheid en professionaliteit van de pastor (PT 1999/5) en naar een artikel, dat J. Schilderman en anderen schreven over de pastorale bekwaamheid als kerkelijke survival-strategie (1995/2). lngrijpende veranderingen in kerk en samenleving leiden tot herbezinning op de opleiding tot pastor. Van der Ven schreef er een boek over (Pastoraal perspectief. Vorming tot reflectief pastoraat, Kampen 2000).
Dit themanummer bestaat uit drie delen. In het eerste deel (interviews) spreken we met vier pastores, twee mannen en twee vrouwen.Twee van hen hebben de opleiding een aantal jaren gelden afgerond en zijn als basispastor werkzaam (Bas van der Graaf en Margot Strack Schijndel). Een pastor (Jan Groot), op dit moment geestelijk verzorger in een instelling, volgde de Klinische Pastorale Vorming (KPV). De vierde, ook een basispastor (Astrid Gouma) deed niet alleen mee aan de KPV, maar rondde ook de Pastoraal Psychologische Leergang (PPL) af. We vragen deze pastores naar de wisselwerking tussen theorie en praktijk in hun opleiding, nascholing en in hum praktisch handelen. Aan het slot van dit deel worden op basis van deze interviews enkele lijnen getrokken. Tegelijk wordt een brug geslagen naar het tweede deel.
In het tweede deel doen opleiders verslag (opleiding en nascholing). Hen is gevraagd naar de opzet en omvang van de cursus, naar de plaats in het geheel van de praktische vorming, naar de visie op de relatie tussen theologische theorie en praktijk, eventueel gerelateerd aan de visie op de kerk en op ambt, persoon en professionaliteit van de pastor.
De lezer ontvangt inzicht in een cursus praktische ecclesiologie met een observatiestage in gemeenten met een evangelisch-charismatische insiag (Henk de Roest). Vervolgens laat Ciska Stark ons in de keuken kijken van een liturgisch-homiletisch practician in het afrondingsjaar van de predikantsopleiding. Ze maakt ons ook deelgenoot van de verwerking van deelnemers. Daarna beschrijft Ab Polspoel hoe in de supervisie in de pastorale opleiding de hermeneutische competence wordt verworven en hoe daarin verlegenheden ten aanzien van de geloofsinhoud en de eigen rol aan het licht komen. Dan volgen drie artikelen over dc nascholing. Theo Witkamp komt met een overzicht van de verplichte en vrijwillige nascholing van predikanten op het theologisch seminarium Hydepark. Hij formuleert onder andere een reeks competenties, waaraan Hydepark een bijdrage beoogt te leveren. In het artikel over de Klinische Pastorale Vorming worden we tevens geïnformeerd over de veranderingen van de context, die consequenties hebben voor de opzet van deze 75 jaar oude manier van vorming met haar interactie tussen de living human documents (patiënten en pastores) en dc theologische modellen en begrippen (Sjaak Korver). De KPV richt zich op de professionele biografie. Met de vraag: wie ben ik als pastor en wat heb ik professioneel te bieden in mijn specifiek organisatorische context, komt de theologische theorie aan bod. Daarna laat Lia Vergouwen zien hoe in de Pastoraal Psychologische Leergang met name pastoraalpsychoiogische theorie en het praktisch handelen van pastores zijn verbonden en ook hoe de supervisie daarin een plek heeft. Ze geeft een voorbeeld van de worsteling van een pastor met de relatie tussen theologische kennis en pastoraal-psychologische inzichten. Een analyse van de beschrijvingen van de opleiders in hcl perspectief van de relatie tussen theologische theorie en praktische vorming besluit dit deel.
In het laatste deel (reflecties) worden drie aspecten nader uitgewerkt. Anke Hoenkamp benadrukt de achtergrond en het belang van persoonsvorming en spiritualiteit. Alma Lanser bespreekt de verhouding tussen theorie en praktijk vanuit twee verschillende visies op leerprocessen. Haar betoog is een pleidooi voor een opvatting over leren, waarin denken en handelen als eenheid worden beschouwd. Zo wordt voorkomen dat theologische kennis wordt losgemaakt van de concrete context. Dick Tieleman schetst de ontwikkeling van de praktische vorming. Ze is ontworpen vanuit de praktische theologie, hetgeen ook haar zwakte is. Verder staat hij stil bij de theologische status van de praktische vorming en ten slotte toont hij aan hoe theologische keuzes in hoge mate bepalend zijn voor de praktische vorming in de opleiding. Het hele artikel door houdt hij het profiel van de pastor van morgen in gedachten.
INLEIDING
Evert Jonker, Ter inleiding. Theologische theorie en praktische vorming
DEEL I - INTERVIEWS
Evert Jonker, Ten diepste gaat het om levenskunst. Interview met Has van der Graaf
Alma Lanser, Als een vis in het water. Interview met pastor Margot Strack van Schijndel
Dick Tieleman, De snaren bijstemmen. Gesprek met Jan M. Groot, r.-k. pastor
Evert Jonker, Het Seven moet er in zitten. Interview met Astrid Gouma
Evert Jonker, Theorie en praktijk in vier interviews - Intermezzo I
DEEL II - OPLEIDING EN NASCHOLING
Henk de Roest, Theorie en praktijk in de praktische ecclesiologie
Ciska Stark, Leren voorgaan in de liturgie
Arthur Polspoel, Praktische Vorming Pastoraat. Over het verwerven van hermeneutische competence
Theo Witkamp, Praktijk en theorie in de verplichte en vrijwillige nascholing op het Theologisch Seminarium Hydepark
Sjaak Korver, Theologie in de Klinische Pastorale Vorming
Lia Vergonwen, De Pastoraal Psychologische Leergang. Een grotere zekerheid en een geringer weten
Evert Jonker, Theorie en praktijk in opleiding en nascholing - Intermezzo II
DEEL III - REFLECTIES
Anke Hoenkamp-Bisschops, Persoonsvorming en spirituele vorming van de pastor in opleiding
Alma Lanser, Denken en doen. De verhouding theorie en praklijk in de praktische vorming van de pastor
Dick Tieleman, Praktische vorming in de theologische opleiding. Bestandsopname en kritische reflectie
2001/1
Kees de Groot, Religieuze organisaties in meervoud. Mogelijkheden voor 'de kerk' in de huidige Nederlandse samenleving (5-24)
Dit artikel biedt een systematisch overzicht van de mogelijkheden die religieuze organisaties hebben om zich op stellen in een omgeving waarin religieuze participatie niet meer vanzelf spreekt. Het maakt daartoe ten eerste onderscheid tussen twee typen organisatie (de lidmaatschapsorganisatie en de dienstverleningsorganisatie) waarmee twee soorten doelstellingen met betrekking tot de omgeving corresponderen: werving en dienstverlening. Ten tweede maakt het onderscheid tussen de doelgroep van sterk religieus geïnteresseerden en van matig religieus geïnteresseerden. Aldus wordt een typologie geconstrueerd die helpt om zicht te krijgen op de mogelijkheden en de dynamiek van religieuze organisaties. Daarmee daagt de auteur tevens al diegenen uit die nadenken over de opstelling die de kerk zou moeten innemen om hun kerkvisie te expliciteren en te verantwoorden, ook met het oog op de empirische gestalte waarmee het parochie- of gemeentemodel van hun voorkeur verbonden is.
Rein Nauta, Mensen maken de kerk. Over de identiteit van de plaatselijke gemeente (25-40)
In dit artikel wordt betoogd dat de identiteit van de gemeente niet primair een kwestie is van activiteiten en structuren, van strategieën en beleid, maar dat de identiteit van de gemeente een persoonlijke is, een zaak van personen. De identiteit van de gemeente wordt bepaald door attractie tussen mensen. Het zijn de mensen die er bijeenkomen die het eigene van het leven in de gemeente bepalen. Mensen die bepaalde voorkeuren hebben en die delen met anderen. Drie kwesties zullen aan de orde worden gesteld. De eerste twee hebben te maken met het proces van identiteitsvorming en de consequenties daarvan voor het functioneren van de gemeente. De laatste heeft te maken met de vraag wat het aantrekkelijke is van gemeentevorming en hoe een kerkelijke gemeente een plaats kan blijven waar het aangenaam vertoeven is. Tot besluit worden enkele praktische conclusies getrokken.
Fred van Iersel, Zinloos geweld als praktisch-theologisch vraagstuk (41-70)
De auteur onderzoekt welke bijdrage vanuit de praktische theologie kan worden geleverd aan het reageren op zinloos geweld. Daartoe schetst hij eerst het probleem (1), vervolgens het verschijnsel zingeving (2), om daarna de aandacht te richten op geweld als aandachtsgebied in de praktische theologie (3). Ten slotte formuleert hij een perspectief op kerkelijk en pastoraal beleid betreffende zinloos geweld (4).
Gerard Rouwhorst, Rituelen in overvloed (71-85)
Uitgebreide boekbespreking van: Lukken, G. (1999). Rituelen in overvloed. Een kritische bezinning op plaats en gestalte van het christelijk ritueel in onze cultuur. Baarn: Gooi & Sticht.
Paul Post, Personen en patronen. Literatuurbericht liturgiewetenschap (86-110)
Lijst van medewerkers (4):
Groot, dr. C.N. de, medewerker kerkopbouw aan het DPC Rotterdam en docent sociologie aan de opleiding Theologie en Levensbeschouwing, Fontys Hogeschool, locatie Amsterdam, p/a Hang 16, 3011 GG Rotterdam ()
Iersel, dr. A.H.M. van, bijzonder hoogleraar geestelijke verzorging bij de krijgsmacht aan de Theologische Faculteit Tilburg, Rubensstraat 63, 3817 EB Amersfoort ()
Nauta, dr. R., hoogleraar godsdienst- en pastoraalpsychologie aan de Theologische Faculteit Tilburg, Landsteinerweg 23, 9761 HE Eelde ()
Post, dr. P.G.J., hoogleraar liturgiewetenschap aan de Theologische Faculteit Tilburg, A. Paulownalaan 5, 1412 AK Naarden ()
Rouwhorst, dr. G.A.M., hoogleraar liturgiegeschiedenis aan de Katholieke Universiteit te Utrecht ()